In deze zaak heeft de rechtspersoon Flightright GmbH, gevestigd in Duitsland, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een aansluitende vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 26 juni 2019 hadden de passagiers een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Stuttgart naar Aruba met een tussenstop in Amsterdam. De vlucht van Stuttgart naar Amsterdam had een vertraging van 17 minuten, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Aruba misten en uiteindelijk meer dan 24 uur later op hun eindbestemming aankwamen. Flightright, die de vorderingsrechten van de passagiers had overgenomen, vorderde een schadevergoeding van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een 'no show' van een passagier, wat leidde tot een vertraging van de vlucht. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende rekening had gehouden met de mogelijkheid van vertragingen en dat de buffer tussen de aankomst- en vertrektijd van de aansluitende vlucht te klein was. De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder gehouden was tot compensatie, ongeacht eventuele buitengewone omstandigheden, en wees de vordering van Flightright toe. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum waarop de passagiers op de eindbestemming hadden moeten aankomen, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.