ECLI:NL:RBNHO:2021:10910

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
8566450 \ CV FORM 20-4914
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Air France, omdat hun vlucht van Amsterdam naar Parijs op 1 juni 2018 was geannuleerd. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vroegen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden en de daaropvolgende veiligheidsmaatregelen van de luchtverkeersleiding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht was geannuleerd en dat de vervoerder in beginsel verplicht was tot compensatie, tenzij deze kon aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft bewijs geleverd dat de vlucht was geannuleerd vanwege dichte mist, waardoor de luchtverkeersleiding de capaciteit van de luchthaven had moeten verlagen. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van deze omstandigheden en dat de vervoerder alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is genomen door kantonrechter S.N. Schipper en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8566450 \ CV FORM 20-4914
Uitspraakdatum: 24 november 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: EUclaim B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air France,
gevestigd te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 28 mei 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 18 februari 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: Schiphol) naar Charles De Gaulle Airport, Parijs op 1 juni 2018 met vluchtnummer AF1641, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 181,50 subsidiair € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 augustus 2018;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 500,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Hij voert - kort weergeven - aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege buitengewone omstandigheden, te weten onverwachte slechte weersomstandigheden en de daarop getroffen veiligheidsmaatregelen door de luchtverkeersleiding.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Niet in geschil is dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd, zodat er in beginsel een compensatieplicht op de vervoerder rust. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
De vervoerder doet een beroep op buitengewone omstandigheden en betoogt daartoe dat de vlucht werd uitgevoerd met toestel F-GTAH. Dit toestel stond gepland om voorafgaand aan de vlucht, nog de vluchten AF1240, AF1241 en AF1640 uit te voeren. De luchthaven Schiphol kreeg echter op 1 juni 2018 onverwacht te kampen met slechter weer dan voorspeld, te weten zeer dichte mist. Het horizontale zicht daalde om 02:55 uur UTC tot slechts 200 meter en om 05:55 uur UTC daalde het zicht nog verder tot 100 meter. Het zicht is vervolgens tot 05:55 uur UTC, tot 100 meter beperkt gebleven. Op sommige plaatsen was het zicht iets hoger. Bij een zicht van 100 meter kunnen de toestellen waarmee de Europese vluchten worden uitgevoerd niet meer landen. Omwille van de vliegveiligheid zal bij een zicht beperkt tot slechts 100 meter meer ruimte (afstand) tussen de opvolgende vliegtuigen moeten worden aangehouden. Ook tussen vertrekkende vliegtuigen. Daardoor kunnen er minder vluchten per uur worden uitgevoerd dan onder normale omstandigheden. De lokale luchtverkeersleiding heeft als gevolg hiervan de capaciteit van de luchthaven met 75% naar beneden gesteld waardoor er langdurige vertragingen ontstonden, aldus de vervoerder. Er was zelfs sprake van ‘BZO D’, dit staat voor Beperkt Zicht Omstandigheden, deze categorie is weer onderverdeeld in vier stadia waarvan D het meest beperkte zicht weergeeft. Daar komt volgens de vervoerder bij dat het KNMI voorspelde dat Schiphol in de middag te kampen zou krijgen met onweersbuien waardoor de capaciteit wederom naar beneden zou worden bijgesteld. De lokale luchtverkeersleiding heeft Eurocontrol verzocht minder luchtverkeer naar de luchthaven toe te laten, waarna Eurocontrol verschillende regulaties heeft afgekondigd. Ook het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd kreeg een CTOT opgelegd (de kantonrechter begrijpt dat de CTOT is opgelegd aan vlucht AF1240) met vertragingscode 84 “ATFM due to Weather at destination”. De CTOT is verschillende keren verschoven waarna het toestel om 07:12 uur UTC mocht opstijgen. Uiteindelijk is het toestel met een vertraging van 1 uur en 48 minuten van de gate vertrokken en met een vertraging van 1 uur en 29 minuten te Schiphol gearriveerd. De vertraging zou vervolgens volgens de vervoerder alleen maar verder oplopen, omdat slechts beperkt luchtverkeer mogelijk was en de luchthaven ook vol raakte. Onduidelijk was hoelang de situatie zou aanhouden. Er was immers nog steeds sprake van een verstoorde operatie. Onder deze omstandigheden moest de vlucht worden geannuleerd, aldus nog steeds de vervoerder.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuwe CTOT heeft opgelegd aan vlucht AF1241 vanwege de weersomstandigheden. De gewijzigde CTOT kan worden gezien als een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag, zoals bedoeld in overweging 15 van de considerans van de Verordening. Het toestel kon immers door deze omstandigheden niet eerder vertrekken, omdat de instructie van de luchtverkeersleiding altijd moet worden opgevolgd. De passagiers stellen nog dat deze omstandigheden niet kunnen doorwerken naar de onderhavige vlucht conform considerans 14 van de Verordening, omdat hieruit volgt dat de omstandigheden zich moeten hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie. Hetzelfde geldt voor het beroep op slechte weersomstandigheden aangezien tijdens de uitvoering van de vlucht in kwestie geen sprake was van slechte weersomstandigheden, aldus de passagiers. Dit standpunt is niet (zonder meer) juist, zoals volgt uit punt 55 van arrest van het Hof van 11 juni 2020 in de zaak C-74/19 (ECLI:EU:C:2020:460):
“55. Gelet op het voorgaande moet op de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 3, van verordening nr. 261/2004, gelezen in het licht van overweging 14 ervan, aldus moet worden uitgelegd dat de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, om vrijgesteld te worden van haar verplichting tot compensatie van de passagiers in geval van langdurige vertraging of annulering van een vlucht, zich kan beroepen op een „buitengewone omstandigheid” waardoor een eerdere vlucht die zijzelf met hetzelfde luchtvaartuig heeft uitgevoerd, is getroffen, op voorwaarde dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen deze omstandigheid en de vertraging of annulering van de latere vlucht. Het staat aan de verwijzende rechter om dit te beoordelen. Daarbij dient hij met name rekening te houden met de wijze waarop het betreffende luchtvaartuig door de betrokken luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert wordt geëxploiteerd.”
De kantonrechter dient dan ook te toetsen of er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de genoemde omstandigheden en de vertraging of annulering van de vlucht in kwestie. De vervoerder beroept zich hiertoe op de verklaring van de lokale luchtverkeersleiding waaruit onder meer het volgende volgt:
“(…) We state that due to low visibility at Amsterdam Schiphol Airport air traffic had to be regulated by Air Traffic Control the Netherlands between 06:20 and 14:30 hour Local Time on 1 June 2018. Between 14:40 and 20:40 hour Local Time flight coming from the East (IAF:ARTIP) had to be regulated as a result of rain showers and thunderstorms in the Area Control Centre (ACC-airspace). (…) In other words the amount of scheduled flights was higher than the amount of flights that could be handled by Air Traffic Control the Netherlands under these conditions which may have resulted in (heavy) delays and cancellations.(…)”
Tegenover de betwisting van de passagiers heeft de vervoerder hiermee voldoende aannemelijk gemaakt dat gedurende de gehele dag sprake was van slecht zicht, als gevolg waarvan de capaciteit van Schiphol naar beneden is bijgesteld en langdurige vertragingen ontstonden dan wel dat de noodzaak bestond om vluchten te annuleren. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder dan ook voldoende onderbouwd dat de annulering van de vlucht het gevolg is van doorwerking van buitengewone omstandigheden.
4.6.
De vraag die vervolgens voorligt is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. De vervoerder betoogt dat het als gevolg van bovengenoemde omstandigheden onmogelijk was om de vlucht in kwestie conform schema uit te voeren. Ook was niet duidelijk hoelang de omstandigheden zouden aanhouden. Omdat er op korte termijn geen verbetering werd verwacht heeft de vervoerder de vlucht moeten annuleren. Daartoe heeft de vervoerder gemotiveerd onderbouwd dat ook ten tijde van de vlucht in kwestie nog sprake was van een verstoorde operatie op de luchthaven Schiphol en beperkte capaciteit. De vervoerder heeft voorts aangevoerd dat hij de passagiers heeft omgeboekt naar de eerstvolgende beschikbare vlucht. De passagiers zijn met deze vlucht met een vertraging van 4 uur en 51 minuten op de eindbestemming aangekomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt; indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open