In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de vervoerder, Easyjet Airline Company Limited, wegens de annulering van hun vlucht van Marseille naar Amsterdam-Schiphol op 12 mei 2018. De annulering vond plaats als gevolg van een staking van de Franse luchtverkeersleiding. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij annulering van een vlucht. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht daadwerkelijk is geannuleerd en dat er in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Echter, de vervoerder moest aantonen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft een 'Notice to Airmen' (NOTAM) overgelegd, waaruit bleek dat luchtvaartmaatschappijen werden aangespoord om het luchtruim van Marseille te vermijden vanwege de staking. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de annulering van de vlucht gerechtvaardigd was door de staking en dat de vervoerder niet kon worden verweten dat zij de vlucht niet had uitgevoerd.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vervoerder de proceskosten kan vorderen, zelfs als de passagiers in hoger beroep gaan. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om aan te tonen dat annuleringen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om compensatieclaims te weerleggen.