Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
[passagier sub 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering in de hoofdzaak
- € 1.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 december 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf datum betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00 dan wel € 254,10 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.Het verweer in de hoofdzaak
5.De vordering en het verweer in het incident
6.De beoordeling van het incident.
7.De beoordeling
dat een stakingsactie die is begonnen na de oproep daartoe van een vakbond voor het personeel van een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert, waarbij de voorwaarden van de nationale wettelijke regeling en in het bijzonder de daarin bepaalde aanzegtermijn worden geëerbiedigd, die ertoe dient de eisen van de werknemers van deze luchtvaartmaatschappij kracht bij te zetten en waarbij zich een personeelscategorie heeft aangesloten die nodig is voor de uitvoering van een vlucht, niet onder het begrip „buitengewone omstandigheid” in de zin van deze bepaling valt.” Gesteld noch gebleken is dat de vakbonden niet de aanzegtermijn hebben geëerbiedigd op grond van de nationale wettelijke regeling. Uit het verweer van de vervoerder volgt dat de vakbond de staking op 8 december 2017 heeft aangekondigd vanaf 17 december 2017 om 06:00 uur. Dat de vervoerder zich heeft ingespannen om de stakingen te vermijden door in gesprek te gaan met de vakbonden, dan wel dat sprake zou zijn van buitensporige eisen aan de zijde van de vakbond (zie overweging 38), maakt dit ook niet anders. Uit het arrest volgt eveneens dat, voor zover de vervoerder een beroep doet op artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dit niet tot een ander oordeel kan leiden. De vervoerder heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat de staking van het eigen personeel in dit specifieke geval moet worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening wordt toegewezen.
8.De beslissing
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;