ECLI:NL:RBNHO:2021:10871

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
9442791
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens overtreding van een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De sanctie was het gevolg van een overtreding van een geslotenverklaring in beide richtingen. De inleidende beschikking was in de Duitse taal opgesteld, met uitzondering van de omschrijving van de gedraging. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene voldoende kon begrijpen waartegen hij werd beschuldigd, waardoor er geen strijd was met artikel 6 van het EVRM.

De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene wel degelijk wist waartegen hij zich moest verdedigen, aangezien hij inhoudelijk verweer had gevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat er geen noodzaak was voor een vertaling van de beslissing van de officier van justitie.

De kantonrechter heeft ook gekeken naar de bewijsvoering met betrekking tot de geslotenverklaring. De gedraging was vastgesteld aan de hand van een foto gemaakt door een flitspaal, waarop het voertuig van de betrokkene zichtbaar was, maar niet het C-bord. Echter, er waren ook processen-verbaal van bevindingen die aantoonden dat de bebording ten tijde van de gedraging aanwezig was. De kantonrechter oordeelde dat de boete niet gematigd hoefde te worden en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9442791 \ WM VERZ 21-472
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 29 oktober 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 oktober 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Op grond van artikel 6 van het EVRM moet een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging. Uit de kopie van de inleidende beschikking volgt dat deze in de Duitse taal is opgesteld, met uitzondering van de omschrijving van de gedraging. Hoewel het uiteraard nog duidelijker was geweest als ook de omschrijving van de gedraging in het Duits was geweest, is de kantonrechter van oordeel dat de betrokkene uit de inleidende beschikking voldoende kon afleiden en begrijpen waarvan hij werd beschuldigd. Er is dan ook geen sprake van strijd met artikel 6 van het EVRM.
De kantonrechter stelt voorts vast dat niet blijkt dat de betrokkene een vertaling van de beslissing van de officier van justitie is toegestuurd. In het beroepschrift tegen die beslissing heeft de betrokkene daarop gewezen. Uit dit beroepschrift blijkt echter tevens dat de betrokkene wel wist waartegen hij zich moest verdedigen, hij heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Gelet hierop hoefde er geen vertaling van de beslissing van de officier van justitie te worden toegezonden.
In het toepasselijke beleidskader ten aanzien van de digitale handhaving door de gemeente van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het Beleidskader) staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd.
Het niet zichtbaar zijn van het bord op de foto kan op andere wijze worden ondervangen. Dat is hier het geval.
Bij de stukken bevinden zich twee processen-verbaal van bevindingen aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar van 28 mei 2020 en 29 juni 2020. Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Gegen dieses Urteil kann aufgrund von Artikel 14 WAHV beim Gerichtshof Arnheim-Leeuwarden innerhalb von 6 Wochen nach dem unten genannten Tag der Zusendung Berufung eingelegt werden. Berufung ist im Prinzip nur möglich, wenn das im Urteil festgesetzte Bußgeld mehr als € 70,00 beträgt oder die Berufung abgelehnt wird, weil die Sicherheitsleistung nicht (rechtzeitzig) erfolgt ist.
Die Berufungsschrift muss an die A
fdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland,(
Postbus 251, 1800 BG Alkmaar) geschickt werden. Das Gesetz geht von einem rein schriftlichen Verfahren in der Berufung aus, es sei denn, Sie haben in der Berufungsschrift ausdrücklich um eine mündliche Behandlung der Sache ersucht.
Es ist nicht möglich, Berufung per E-Mail einzulegen.
Datum der Zusendung: