ECLI:NL:RBNHO:2021:10859

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
9310759
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 27 augustus 2021 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding. Betrokkene, vertegenwoordigd door de gemachtigde van Verkeersboete.nl, had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de vertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft zich gebogen over de vraag of de officier van justitie de proceskostenvergoeding correct had vastgesteld. Betrokkene stelde dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, wat invloed had op de hoogte van de toegewezen proceskostenvergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de zaak ten onrechte als samenhangend had beschouwd, omdat niet kon worden vastgesteld dat de werkzaamheden van de gemachtigde in alle zaken identiek waren. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en werd de beslissing van de officier van justitie vernietigd.

De kantonrechter bepaalde dat de officier van justitie de proceskostenvergoeding moest verhogen tot een totaalbedrag van € 721,00, dat aan de gemachtigde van betrokkene zou worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9310759 \ WM VERZ 21-305
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 27 augustus 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 augustus 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

Het geschil bij de kantonrechter beperkt zich tot de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de hoogte van de proceskostenvergoeding.
Betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld. De officier van justitie heeft een bedrag van € 590,65 toegekend. Voorts voert de gemachtigde aan dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak, danwel de proceskosten nog niet zijn overgemaakt, danwel te laag is vastgesteld.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie ten onrechte een vergoeding van proceskosten heeft toegekend op basis van een vergoeding voor samenhangende zaken. Daarover wordt het volgende overwogen.
In artikel 3 lid 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) staat dat sprake is van samenhangende zaken als door een belanghebbende ingestelde beroepen door het bestuursorgaan gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld, rechtsbijstand is verleend door dezelfde persoon en de werkzaamheden van die persoon in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. Doorslaggevend voor de beoordeling of zaken als samenhangend kunnen worden gezien is in hoeverre de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. Er kan niet worden vastgesteld dat alle zaken gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld en dat de werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener in elk van de zaken nagenoeg identiek konden zijn. De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie onderhavige zaak ten onrechte als samenhangend heeft beschouwd, in zoverre is het beroep gegrond. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie van 1 december 2020, waarbij een kostenvergoeding ad € 590,65 is toegewezen, vernietigen.
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is per 1 juli 2021 gewijzigd in die zin dat de waarde van een procespunt voor de fase in beroep bij de kantonrechter is verhoogd naar € 748,00. De waardering per punt voor het administratief beroep is niet gewijzigd en blijft dus € 534,00.
De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid en voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt voor de hoorzitting toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen.
De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting. Aan het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie voor de fase van administratief beroep veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 534,00 (=2 x € 534,00 x 0,5).
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift. Aan het indienen van het beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 748,00. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie voor de fase van beroep bij de kantonrechter veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 187,00. (1 x € 748,00 x 0,25).

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten tot een bedrag van € 721,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 721,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: