ECLI:NL:RBNHO:2021:10857

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
9310668
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over negeren van inhaalverbod en de geldigheid van opgelegde boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een inhaalverbod. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de relevante feiten vastgesteld.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het negeren van verkeersbord F 1/40, dat een inhaalverbod aangeeft. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood dat betrokkene op het moment van inhalen het inhaalverbod overtrad. De ambtenaar had geen mogelijkheid om de bestuurder staande te houden, omdat hij in een onopvallend voertuig reed en niet in uniform was gekleed. Hierdoor was het volgens de wet toegestaan om de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9310668 \ WM VERZ 21-289
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 27 augustus 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 27 augustus 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: negeren inhaalverbod: Bord F 1/40.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het
beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
In het zaakoverzicht staat vermeld dat de ambtenaar niet de mogelijkheid had om de bestuurder staande te houden, omdat hij op dat moment in een onopvallend voertuig reed zonder “stop transparant en niet in uniform gekleed was”. De kantonrechter begrijpt dat de ambtenaar geen middelen zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen voorhanden had. Aldus mocht de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“(…) Voor de gehele A.C. de Graaffweg te Wognum en andere gemeenten waar deze weg doorheen loopt geldt een inhaalverbod. Dit is aangegeven middels verkeersbord F1/40, daar waar er een onderbroken middenstreep is. Danwel is er een dubbele doorgetrokken streep aanwezig. Er is geen locatie op deze genoemde weg alwaar geen inhaalverbod geldt. Ik heb de bestuurder van het genoemde voertuig een andere personenauto zien inhalen op een weggedeelte alwaar een inhaalverbod geldt. Ook op de locatie die wordt aangewezen door de betrokkene (zie bijlage) geldt een inhaalverbod en staan op die locatie verkeersborden F1/40 zichtbaar aanwezig. (…)”
Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat er op geen enkel gedeelte op de A.C. de Graafweg ingehaald mag worden en dat dit is aangegeven met bebording op de plaatsen waar er een onderbroken streep is. De kantonrechter oordeelt dat uit deze verklaring genoegzaam blijkt dat betrokkene op het moment dat hij een voertuig inhaalde hierbij het inhaalverbod negeerde. De gedraging is gelet op de aanvullende verklaring van de verbalisant voldoende komen vast te staan. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: