ECLI:NL:RBNHO:2021:10843

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
C/15/317878 / FA RK 21-3164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap in een verstekzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding en verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.G. Maste, heeft op 28 juni 2021 een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding, waarbij hij stelde dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor het verzoek als niet weersproken wordt toegewezen. De rechtbank spreekt de echtscheiding uit en bepaalt dat de vrouw het recht heeft om in de woning te blijven wonen tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding.

Daarnaast heeft de man verzocht om de afwikkeling van de gemeenschap van goederen vast te stellen en te verdelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. De rechtbank wijst het verzoek van de man tot verdeling af, omdat het onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd is. De rechtbank kan niet zelf de verdeling vaststellen op basis van de door de man gegeven omschrijvingen. In plaats daarvan beveelt de rechtbank partijen om over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap ten overstaan van een notaris.

De rechtbank benoemt mr. S. Hussain-Soeltan als notaris voor het geval partijen het niet eens worden over de keuze van een notaris. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte wordt afgewezen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/317878 / FA RK 21-3164
Beschikking d.d. 13 oktober 2021 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [xx] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. I.M.G. Maste, gevestigd te Almere,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [xx] ,
hierna te noemen de vrouw.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de man, ingekomen op 28 juni 2021;
- het betekeningsexploot.
1.2.
Binnen de daarvoor gestelde termijn is door de vrouw geen verweerschrift ingediend.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [datum] te [stad] . Beide partijen hebben thans de Nederlandse nationaliteit. Ten tijde van de huwelijkssluiting bezat de vrouw de Thaise nationaliteit en de man de Nederlandse.
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De man heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Hij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.2.2.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als niet weersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.2.3.
De man heeft in zijn verzoek onder B. primair verzocht te bepalen dat het tussen partijen gesloten convenant deel uitmaakt van deze beschikking. Nu tussen partijen geen convenant is gesloten, zal dit verzoek moeten worden afgewezen.
2.3.
Woning
2.3.1.
De man heeft subsidiair onder B. verzocht het voortgezet gebruik van de woning aan hem toe te kennen voor de duur van zes maanden.
2.3.2.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
2.4.
Verdeling
2.4.1.
De man heeft eveneens subsidiair verzocht de afwikkeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen vast te stellen en te verdelen als verzocht, subsidiair te verdelen als rechtens juist is, waaronder tevens de vervangende gerechtelijke toestemming te verlenen ten behoeve van de eigendomsoverdracht van de echtelijke woning.
2.4.2.
Nu de vrouw ten tijde van de huwelijkssluiting de Thaise nationaliteit bezat, zal de rechtbank allereerst bezien welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensregime van partijen.
2.4.3.
Op het huwelijksvermogensregime is het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing.
2.4.4.
Niet gebleken is dat partijen een geldige rechtskeuze hebben uitgebracht.
2.4.5.
Zij hadden bij de huwelijksvoltrekking dan wel kort daarna geen nationaliteit gemeenschappelijk in de zin van artikel 15, lid 1 van het Verdrag.
2.4.6.
Partijen hebben hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijksvoltrekking op het grondgebied van dezelfde staat gevestigd.
2.4.7.
Nu geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag zich heeft voorgedaan, werd krachtens het bepaalde in artikel 4, lid 1 van het Verdrag vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking het recht van de eerste gewone verblijfplaats, te weten het recht van Nederland, van toepassing op het huwelijksvermogensregime.
2.4.8.
Uit het verzoek van de man onder B. subsidiair sub. c. kan de rechtbank niet afleiden of de man de rechtbank verzoekt om de wijze van verdeling te gelasten dan wel dat de man de rechtbank verzoekt om zelf de verdeling vast te stellen. Het door de man geformuleerde verzoek is in die vorm niet op de wet gegrond. Daarbij komt dat het verzoek van de man met betrekking tot de verdeling onvoldoende is onderbouwd en onvoldoende is gespecificeerd. Het verzoek onder B. subsidiair sub. c. zal de rechtbank dan ook afwijzen.
De rechtbank wijst er daarbij op dat de rechtbank aan de hand van omschrijvingen als “woning Purmerend” , “hypotheek”, “winkel Thailand” “Kavels Thailand” niet zelf de verdeling kan vaststellen, laat staan dat de rechtbank met die algemene beschrijvingen een beschikking kan afgeven welke als vervangende gerechtelijke toestemming kan worden aangemerkt die goederenrechtelijke werking kan hebben.
Nu de man onder B. subsidiair sub. d. heeft verzocht om “dan wel een beslissing door de rechtbank in goede justitie te bepalen” zal de rechtbank partijen een zogenoemd bevel tot verdeling geven.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [stad] op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om in de woning aan het adres [xx] , [postcode] [plaats] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als zij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
3.3.
beveelt partijen over te gaan tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap ten overstaan van een notaris;
3.4.
benoemt, voor het geval partijen het binnen veertien dagen na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding over de keuze van een notaris niet eens zijn, mr. S. Hussain-Soeltan, notaris te Haarlem, of diens waarnemer of opvolger;
3.5.
verklaart de beslissing met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning en de verdeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E. Dijkstra op 13 oktober 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.