ECLI:NL:RBNHO:2021:10829

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
C /15/320361 / HA RK 21/182
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk verklaring van het wrakingsverzoek in een civiele procedure

Op 5 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker die betrokken was bij een civiele procedure. Het wrakingsverzoek was ingediend tegen de rechter die eerder had beslist over de beëindiging van de bewindvoering van de verzoeker. De verzoeker had eerder een verzoek tot beëindiging van de bewindvoering ingediend, maar dit was door de kantonrechter afgewezen. Ook in hoger beroep had het Gerechtshof Amsterdam deze beslissing bevestigd.

Na een eerdere afwijzing van zijn verzoek, diende de verzoeker op 16 september 2021 een wrakingsverzoek in. De wrakingskamer van de rechtbank heeft echter besloten om geen mondelinge behandeling van het verzoek te plannen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het wrakingsverzoek was ingediend na de eindbeslissing van de rechter. Bovendien had de verzoeker geen concrete gronden voor zijn wraking opgegeven, waardoor de wrakingskamer niet kon vaststellen dat er aan de onpartijdigheid van de rechter getwijfeld moest worden.

De rechtbank heeft in haar beslissing bepaald dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is verklaard en dat de procedure voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond op 16 september 2021. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: C /15/320361 / HA RK 21/182
datum uitspraak : 5 oktober 2021
BESLISSINGop het verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoeker.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Bij deze rechtbank is onder zaaknummer 9313231 / BZ VERZ 21-5081 een zaak aanhangig, die betrekking heeft op het bewind van [naam].
1.2.
Verzoeker heeft aan de kantonrechter verzocht om de bewindvoering door zijn bewindvoerder te beëindigen. Dat verzoek is bij beschikking van 3 september 2020 door de kantonrechter afgewezen.
1..3. Tegen die beslissing heeft verzoeker hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft ook in hoger beroep beslist dat het bewind niet kan worden opgeheven.
1.4.
Bij faxbericht van 27 augustus 2021 heeft verzoeker hetzelfde verzoek opnieuw bij de kantonrechter van deze rechtbank gedaan. Door de kantonrechter is beslist dat dit verzoek niet in behandeling zal worden genomen. Bij brief van 14 september 2021 is deze beslissing aan verzoeker meegedeeld.
1.5.
Bij faxbericht van 16 september 2021 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen “de betreffende rechter in mijn zaak”. Hierdoor wenst verzoeker volgens zijn verzoek te realiseren dat de procedure alsnog zal aanvangen.
1.6.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Volgens artikel 5 lid 2 onder d van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank (onder meer te vinden op www.rechtspraak.nl) kan een wrakingsverzoek niet worden ingediend na het tijdstip, waarop einduitspraak is of wordt gedaan.
De rechter heeft in deze zaak een eindbeslissing genomen op het verzoek - te weten dat dit verzoek niet in behandeling zal worden genomen - en die beslissing is ook aan verzoeker meegedeeld. Pas daarna heeft verzoeker de rechter gewraakt.
De wrakingskamer zal het verzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
2.2.
Overigens merkt de wrakingskamer op dat verzoeker ook geen grond voor zijn wraking heeft opgegeven. Hij heeft niet duidelijk gemaakt waarom aan de onpartijdigheid van de rechter zou moeten worden getwijfeld.

3.BESLISSING

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op 16 september 2021 en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de teamvoorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling Bewind.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, en mr. J.H.A.C. Everaerts en mr. M.A.J. Berkers, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 oktober 2021.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.