Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
Uit de inhoud van het tegen mr. Gisolf gerichte verzoek volgt dat het is gedaan naar aanleiding van de zitting van 31 mei 2021.
Rechtbank Noord-Holland
Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Fransen. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. A.C. Haverkate en mr. J.H. Gisolf. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er een aanzienlijke tijd is verstreken tussen de bekendheid van de feiten die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek en de indiening ervan. De verzoeker had kennis van de relevante feiten respectievelijk op 3 juni 2020 en 31 mei 2021, maar heeft het verzoek pas op 9 augustus 2021 ingediend. De wrakingskamer oordeelt dat de verzoeker niet voldoende rechtvaardiging heeft gegeven voor deze vertraging. De wrakingskamer benadrukt dat een procespartij enige bedenktijd moet worden gegund, maar dat het tijdsverloop in deze zaak uitzonderlijk lang is. De verzoeker heeft niet aangetoond dat hij de tijd tussen de bekendheid van de feiten en de indiening van het verzoek heeft benut voor onderzoek of juridisch advies. Daarom heeft de wrakingskamer besloten het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen, zonder inhoudelijke behandeling van de verzoeken.