ECLI:NL:RBNHO:2021:10826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
C/15/320073 HA RK 21/178
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek tegen rechters in civiele zaken

Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Fransen. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. A.C. Haverkate, mr. J.H. Gisolf en mr. C. Hankel, die betrokken waren bij civiele zaken met de zaaknummers C/15/308918 en C/15/292615. De verzoeker had op 9 augustus 2021 een verzoek ingediend om de zaken te verwijzen naar een andere rechtbank. Toen dit verzoek werd afgewezen door de president van de rechtbank, werd het verzoek opgevat als een wrakingsverzoek.

De wrakingskamer heeft het verzoek tegen mr. C. Hankel kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de wet geen mogelijkheid biedt om een griffier te wraken. Voor de wrakingsverzoeken tegen mr. A.C. Haverkate en mr. J.H. Gisolf is de beslissing aangehouden, omdat de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld om nader te onderbouwen waarom hij zijn verzoek niet eerder heeft ingediend. De wrakingskamer heeft opgemerkt dat de verzoeker pas op 9 augustus 2021, kort voor de uitspraak in de hoofdzaak, het wrakingsverzoek heeft ingediend, wat vragen oproept over de tijdigheid van het verzoek.

De rechtbank heeft de griffier opgedragen om een afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en heeft de verzoeker de kans gegeven om binnen veertien dagen zijn standpunt verder te onderbouwen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/320073 HA RK 21/178
Beslissing van 14 september 2021
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker]
wonende in [woonplaats],
advocaat mr. E. Fransen in Den Haag,
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.C. Haverkate (zaak C/15/292615)
mr. J.H. Gisolf en
mr. C. Hankel (beiden zaak C/15/308918).

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft bij brief van zijn advocaat van 9 augustus 2021 aan de president van deze rechtbank verzocht om de bij de civiele sectie aanhangige zaken met zaaknummers C/15/308918 en C/15/292615) te verwijzen naar een andere rechtbank. Indien de president dat verzoek niet zou honoreren, diende het verzoek als wrakingsverzoek tegen de hiervoor genoemde personen te worden opgevat.
1.2.
Bij brief van 7 september 2021 heeft de president het verzoek afgewezen, onder de mededeling dat niet de president van de rechtbank, maar de zaaksrechter over een verzoek tot verwijzing oordeelt.
1.3.
De wrakingskamer vat het verzoek daarom nu op als een onvoorwaardelijk wrakingsverzoek. Dat is overigens ook het standpunt van de advocaat van verzoeker, zoals hij in zijn faxbericht van 7 september 2021 aan de rechtbank heeft meegedeeld.
De wrakingskamer gaat uit van een kennelijke verschrijving in het wrakingsverzoek en leest zaaksrechter mr. A.C.
Havecateals mr. A.C.
Haverkate. Hiermee is in de aanhef van deze beslissing al rekening gehouden.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek tegen
mr. C. Hankelis kennelijk niet-ontvankelijk. Mr. Hankel was griffier op de zitting van 31 mei 2021, zoals verzoeker ook zelf aangeeft. De wet biedt echter geen mogelijkheid om een griffier te wraken.
2.2.
Voor het verzoek tegen
mr. A.C. Haverkategeldt het volgende.
Ingevolge artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient een verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die grond geven voor de wraking aan de verzoeker bekend zijn geworden.
In het wrakingsverzoek heeft de advocaat van verzoeker onderbouwd waarom hij het niet eens is met een beslissing, die de rechter in zijn tussenvonnis van 3 juni 2020 heeft genomen.
Voordat de wrakingskamer verder zal beslissen, zal verzoeker nog in de gelegenheid worden gesteld om te onderbouwen, waarom hij niet eerder zijn verzoek heeft ingediend. De beslissing op het wrakingsverzoek tegen deze rechter zal daarom worden aangehouden.
2.3.
Over het verzoek tegen
mr. J.H. Gisolfoverweegt de wrakingskamer het volgende.
Uit de inhoud van het verzoek volgt dat het is gedaan naar aanleiding van de zitting van
31 mei 2021. Pas op 9 augustus 2021 (twee dagen voordat het vonnis in die zaak zou worden gewezen) heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend. Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 2.2 is overwogen, zal verzoeker ook voor dit verzoek in de gelegenheid worden gesteld om – nader – te onderbouwen, waarom hij zijn verzoek niet eerder heeft ingediend.
2.4.
De beslissing op de wrakingsverzoeken tegen de rechters zal daarom worden aangehouden.

3.Beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking van
mr. C. Hankelkennelijk niet-ontvankelijk,
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters, de wederpartijen in de hoofdzaken en mr. Hankel een afschrift van deze beslissing toe te zenden,
3.3.
houdt de beslissing in de wrakingsverzoeken tegen de rechters in de hoofdzaken met
zaaknummers C/15/308918 en C/15/292615aan om verzoeker in de gelegenheid te stellen om binnen veertien dagen na heden nader te onderbouwen waarom hij zijn verzoek niet eerder heeft ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker en mr. M.A.J. Berkers, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
mr. W.T. Delleman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021.
De griffier is buiten staat deze beslissing
mede te ondertekenen
voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.