ECLI:NL:RBNHO:2021:10806

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
15.126114-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag met potentieel dodelijk letsel aan partner in bijzijn van kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn partner heeft aangevallen met een mes. De feiten vonden plaats op 12 mei 2021 te Alkmaar, waar de verdachte, na een ruzie, zijn partner in het bijzijn van hun kinderen met een mes heeft verwond. Het slachtoffer liep daarbij potentieel dodelijk letsel op, waaronder een slagaderlijke bloeding in de hals. De verdachte heeft ook geprobeerd de keel van het slachtoffer dicht te knijpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag, maar sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde moord. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte met voorbedachten rade handelde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met een contactverbod dat direct uitvoerbaar is. Daarnaast is een vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 7.362,58 aan schadevergoeding moet betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook bepaald dat het onder de verdachte in beslag genomen mes moet worden onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de kinderen van de verdachte en het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.126114-21
Uitspraakdatum: 25 november 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in het [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. R. Kiewitt, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te Alkmaar, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
- die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar arm en/of de hals en/of het gezicht en/of de (linker)borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met zijn, verdachtes, hand(en) de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te Alkmaar, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven
- die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar arm en/of de hals en/of het gezicht en/of de (linker)borst, althans het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden
- met zijn, verdachtes, hand(en) de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te Alkmaar, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een grote en/of diepe snee in de arm en/of het gezicht, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar arm en/of de hals en/of het gezicht en/of de (linker)borst, althans het lichaam te steken en/of snijden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en heeft betoogd dat dit ook geldt voor het subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsman ontbreekt in het dossier bewijs voor het met kracht steken of snijden, terwijl dit volgens hem wel van belang is om te kunnen beoordelen in hoeverre sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het doden van het slachtoffer. Ook is de rode plek in de hals van aangeefster onvoldoende bewijs voor een poging tot wurging. Het meer subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman wel bewezen worden verklaard.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primaire feitIn navolging van het standpunt van de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft geprobeerd om de aangeefster van het leven te beroven en zal hem daarom vrijspreken van poging moord.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden met betrekking tot het subsidiaire feit
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering/nadere bewijsoverwegingen subsidiaire feit
Op grond van de weergegeven bewijsmiddelen in de bijlage is voor de rechtbank komen vast te staan dat de verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken en gesneden. Daarbij is zij geraakt in onder meer de hals, het gezicht en de borst. Uit de foto’s van het letsel en de medische informatie in het dossier blijkt dat dit tenminste met enige kracht is gebeurd. Het met een mes steken en snijden op deze plekken van het lichaam levert naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij het slachtoffer op. In/achter het gezicht, de hals en de borst bevinden zich immers vitale onderdelen van het menselijk lichaam zoals de hersenen, het hart, de longen en de slagaders. De verdachte heeft met het mes ook een slagader geraakt. Uit de verklaring van de forensisch arts blijkt immers dat als gevolg van de verwonding in de hals van aangeefster een slagaderlijke bloeding is ontstaan waaraan zij meteen na aankomst in het ziekenhuis is geopereerd. In potentie kan volgens de arts letsel aan deze bloedvaten dodelijk verlopen als er door schade aan die bloedvaten een grote slagaderlijke bloeding ontstaat en deze niet op tijd gestopt kan worden.
De aanmerkelijke kans op dodelijk letsel is zelfs nog groter wanneer zowel in hals, gezicht en borst wordt gestoken. Daarbij komt dat de verdachte na het aanbrengen van de steek- en snijverwondingen aan cruciale lichaamsdelen ook nog de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen en -gehouden. Die gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het, mede gelet op de verklaring van de verdachte dat hij weet hoe hij met een mes moet omgaan, niet anders kan zijn dan dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van die handelingen zou overlijden. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 mei 2021 te Alkmaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven
- die [slachtoffer] met een mes in haar arm en de hals en het gezicht en de linkerborst heeft gestoken en/of gesneden, en
- met zijn, verdachtes, handen de keel van die [slachtoffer] met kracht heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Poging doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd aan de verdachte vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v, tweede lid, sub a en b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen in de vorm van een contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor het dorp [plaats] , beide voor de duur van 5 jaren. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd het in beslag genomen mes te onttrekken aan het verkeer en het T-shirt te retourneren aan de verdachte.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de rapporten van de reclassering en de psycholoog, waarin de kans op recidive als laag wordt ingeschat en is geconstateerd dat er bij de verdachte geen sprake is van psychische problematiek of agressieregulatieproblemen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht het advies van de reclassering om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen in overweging te nemen. De verdachte heeft een huis en werk en is bereid de bijzondere voorwaarden na te komen. Volgens de raadsman is onvoldoende duidelijk hoe het locatie- en het contactverbod ingericht moeten worden, waardoor zij niet kunnen worden opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het psychologisch rapport van mr. drs. R.A. Sterk van 3 november 2021, waaruit blijkt dat bij de verdachte geen psychische stoornis is geconstateerd. Wel wordt in dit rapport gewezen op relatieproblemen tussen de verdachte en de aangeefster en het gegeven dat zij als gevolg van het beperkt ingebed zijn in de Nederlandse samenleving moeilijkheden ervaren om zich te wenden tot hulpverlening.
Ook heeft de rechtbank gelet op de over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapportages van 17 augustus 2021 en 5 november 2021 van Reclassering Nederland.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is de aangeefster, zijn partner, na een ruzie onverhoeds te lijf gegaan met een mes en heeft haar daarmee potentieel dodelijk letsel toegebracht in haar gezicht, hals en borst. De aangeefster liep hierdoor onder meer een slagaderlijke bloeding op. Vervolgens heeft hij haar keel dichtgeknepen. De aangeefster heeft hierbij grote angsten uitgestaan. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat zij nog dagelijks de gevolgen van het handelen van de verdachte ondervindt. Uit het feit dat de aangeefster de rechtbank heeft gevraagd om aan de verdachte een contactverbod op te leggen blijkt hoe bang zij nog steeds is voor de verdachte.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de twee zeer jonge kinderen van de verdachte en de aangeefster lagen te slapen in het bed waarop de aangeefster zich bevond toen zij door de verdachte werd aangevallen. De kinderen werden wakker toen de aangeefster zich tegen de verdachte verweerde en hebben hun moeder horen schreeuwen en zwaargewond en bloedend op het bed gezien. Zij lagen nog bij haar in bed toen de politie de kamer binnenkwam. De kinderen zullen naar verwachting nog jarenlang de geestelijke gevolgen van het feit ondervinden en zullen moeten leren leven met het besef dat hun vader op een gruwelijke wijze heeft geprobeerd hun moeder te doden. De rechtbank rekent het de verdachte zeer aan dat hij kennelijk tegen de achtergrond van relatieproblemen heeft geprobeerd op deze wijze aangeefster te doden, in het bijzijn van hun kinderen. De rechtbank betwijfelt of de verdachte, die ter terechtzitting heeft verklaard dat hij ondanks alles denkt de relatie met aangeefster te kunnen voortzetten, de ernst van zijn handelen inziet. Voor een dergelijk ernstig strafbaar feit is geen andere straf op zijn plaats dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Bij de duur van de gevangenisstraf is gekeken naar de strafmaat in vergelijkbare zaken. De duur is daarom korter dan door de officier van justitie is geëist.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen T-shirt dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerp aan de verdachte toebehoort en hij heeft niet verklaard het terug te willen krijgen.

8.Vrijheidsbenemende / vrijheidsbeperkende maatregel

Ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank de maatregel opleggen, dat de verdachte voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] . De rechtbank ziet geen aanleiding tevens een locatieverbod op te leggen voor het dorp [plaats] .
Aangezien ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, bevelen dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

9.Vermogensmaatregel

Het onder de verdachte in beslag genomen mes dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dat mes is gebruikt bij het plegen van het bewezen verklaarde feit.

10.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.402,57 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit materiële schade (kosten eigen risico € 316,38 en kosten kapotte kleding € 86,19) en immateriële schade.
10.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade te matigen Wat betreft de materiële schade heeft de raadsman verzocht de vordering niet toe te wijzen ten aanzien van de posten waarvan geen bonnen zijn overgelegd. De verdachte heeft daarnaast aangegeven dat bepaalde kledingstukken of door hem zijn gekocht voor de benadeelde partij of van hemzelf zijn, reden waarom de gevorderde schade met betrekking tot die kledingstukken niet toewijsbaar is.
10.3
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft verklaard dat de joggingbroek van € 39,99 zijn eigendom is, hetgeen door de benadeelde partij niet is betwist. De rechtbank zal deze kosten in mindering brengen op de materiële schade en is van oordeel dat de overige gevorderde materiële schade tot een bedrag van € 362,58 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
In verband met het bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: poging doodslag] zal de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 38v, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (zegge: vijf) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1. STK T-shirt (omschrijving: G1260095, grijs)
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt een week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum voor de duur van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK hakmes (omschrijving: G1260258, groen, merk: Ceramic)
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 7.362,58, bestaande uit € 362,58 als vergoeding voor de materiële en € 7.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.362,58, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 147 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. M.S. Lamboo en M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2021.
mr. Lamboo is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.