Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de proceskostenvergoeding in een verkeersboetezaak. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, maar de betrokkene ging in beroep bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 augustus 2021 zijn zowel de gemachtigde van de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen.
De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de boete had vernietigd, maar dat de toekenning van de proceskostenvergoeding van € 600,75 onterecht was. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, wat niet voldoende gemotiveerd was. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van samenhangende zaken en dat de werkzaamheden van de gemachtigde niet identiek waren aan die van andere zaken.
De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en kende een hogere proceskostenvergoeding toe aan de betrokkene. De uiteindelijke vergoeding werd vastgesteld op € 908,00, die door de Staat der Nederlanden moest worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en werd in het openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.