Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de proceskostenvergoeding in een administratieve verkeersboetezaak. De zaak betreft een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep gegrond verklaarde en een proceskostenvergoeding toekende. De betrokkene ging echter in beroep tegen de hoogte van deze proceskostenvergoeding.
De zitting vond plaats op 13 augustus 2021, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de boete had vernietigd, maar dat de toekenning van de proceskostenvergoeding niet correct was. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, wat niet voldoende gemotiveerd was. De kantonrechter concludeerde dat er geen sprake was van samenhangende zaken en dat de werkzaamheden van de gemachtigde niet identiek waren aan die van andere zaken.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigd en een hogere proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene. De kantonrechter heeft de kosten van rechtsbijstand vastgesteld op € 908,00, die door de Staat der Nederlanden vergoed moeten worden. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier.