ECLI:NL:RBNHO:2021:10779

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9237843
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een gedraging waarbij betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De zitting vond plaats op 13 augustus 2021, waar zowel de gemachtigde van betrokkene, mr. P. van den Aarsen, als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. Betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat hij ten onrechte niet staande is gehouden. De gemachtigde stelde dat de werkinstructie voor staandehouding in verband met Covid-19 niet consequent werd toegepast, wat in strijd zou zijn met het verbod op willekeur.

De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet kon vaststellen dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was geweest. De kantonrechter volgde het standpunt van de officier van justitie en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de proceskosten van betrokkene werden vastgesteld op € 1.282,00, die door de officier van justitie vergoed dienden te worden. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9237843 \ WM VERZ 21-217
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 24 augustus 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. P. van den Aarsen, werkzaam bij Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 augustus 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
Gemachtigde stelt dat betrokkene ten onrechte niet staande is gehouden. In verband met Covid-19 kan op 1,5 meter afstand staande worden gehouden of met een mondkapje, zoals inmiddels gewoonte is bij veel verbalisanten. Gemachtigde stelt dat de verbalisant zich niet op een werkinstructie kan beroepen nu deze niet consequent wordt toegepast. Bij strafbeschikkingen wordt wel staande gehouden, dat verschil kan niet gevolgd worden en is in strijd met het verbod op willekeur, aldus gemachtigde.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft zich ter zitting – naar aanleiding van het verweer van betrokkene – op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding is geweest. Daarbij is met name van belang dat de verbalisant zich beroept op de ‘werkinstructie verkeershandhaving in verband met coronavirus’, terwijl deze geldig was tot 1 juli 2020 en de datum van de vermeende gedraging 14 juli 2020 was. De boete is dus ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder, aldus de vertegenwoordiger van de officier van justitie.
De kantonrechter volgt de vertegenwoordiger van de officier van justitie en bepaalt daarom dat het beroep gegrond is en de beslissing van officier van justitie zal worden vernietigd.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie en bij de kantonrechter ingediend, is door de officier van justitie gehoord en aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van de zaak door de kantonrechter. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is per 1 juli 2021 gewijzigd in die zin dat de waarde van een procespunt voor de fase in beroep bij de kantonrechter is verhoogd naar € 748,00. De waardering per punt voor het administratief beroep is niet gewijzigd en blijft dus € 534,00. Aangezien de aard van de procedure licht is zal een wegingsfactor van 0,5 worden toegepast. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.282,00.
Op de zitting heeft de officier van justitie gesteld dat voor de telefonische hoorzitting van de officier van justitie een half punt zou moeten worden toegekend. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 juli 2021.
De kantonrechter ziet vooralsnog geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid en voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt voor de hoorzitting toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.282,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.282,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: