Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De sanctie was het gevolg van een gedraging waarbij betrokkene als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthield. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 13 augustus 2021, waar zowel de gemachtigde van betrokkene, mr. P. van den Aarsen, als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren. Betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat hij ten onrechte niet staande is gehouden. De gemachtigde stelde dat de werkinstructie voor staandehouding in verband met Covid-19 niet consequent werd toegepast, wat in strijd zou zijn met het verbod op willekeur.
De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie niet kon vaststellen dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding was geweest. De kantonrechter volgde het standpunt van de officier van justitie en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de proceskosten van betrokkene werden vastgesteld op € 1.282,00, die door de officier van justitie vergoed dienden te worden. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier.