In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het parkeren in strijd met een parkeerverbod. Betrokkene had eerder een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, het parkeren in een parkeerverbodszone, voldoende was aangetoond. Betrokkene had foto’s overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer, maar de kantonrechter oordeelde dat de verkeerssituatie duidelijk was, met parkeerverbodsborden aan beide zijden van de weg. Bovendien had betrokkene eerder al een officiële waarschuwing ontvangen voor dezelfde overtreding.
De kantonrechter concludeerde dat de opgelegde boete terecht was en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en de griffier, en werd openbaar uitgesproken. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen zes weken na de toezending van de uitspraak.