ECLI:NL:RBNHO:2021:10775

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 augustus 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9281518
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens overtreding van een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een geslotenverklaring. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de feiten vastgesteld.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene voerde aan dat er bijzondere maatregelen van kracht waren in verband met de coronamaatregelen, en dat hij dacht dat er geen ontheffing nodig was. De kantonrechter overwoog dat de geslotenverklaring op 11 december 2020 om 11:49 uur was genegeerd, en dat de uitzondering voor laden en lossen niet van toepassing was.

De kantonrechter heeft verder gekeken naar de voorwaarden voor digitale handhaving en de bewijsvoering. De gedraging was vastgesteld aan de hand van een foto gemaakt met een flitspaal, waarop het voertuig van betrokkene zichtbaar was, maar niet het C-bord. De kantonrechter concludeerde dat de bebording ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst, op basis van aanvullende schouwfoto's die de aanwezigheid van de bebording bevestigden.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9281518 \ WM VERZ 21-254
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 13 augustus 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
(hierna te noemen: betrokkene).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 augustus 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat er ter plaatse bijzondere maatregelen van kracht waren in verband met de Corona. Betrokkene was in de veronderstelling dat er daarom geen ontheffing nodig was.
In het brondocument van de beschikking verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“(…) Onder het bord C1 is een onderbord geplaatst met de tekst: ‘uitgezonderd laden en lossen ma t/m zat 07:00 – 11:00 h, en maandag t/m zondag 17:00 – 21:00h’. Deze borden en tijden zijn per 21 oktober tijdelijk aangepast in verband met het Covid-19 virus. (…).”
De kantonrechter overweegt dat betrokkene de geslotenverklaring op 11 december 2020 te 11:49 uur heeft genegeerd, zodat deze uitzondering voor laden en lossen niet van toepassing was.
De kantonrechter overweegt verder als volgt. In het toepasselijke beleidskader ten aanzien van de digitale handhaving door de gemeente van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het Beleidskader) staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd.
Het niet zichtbaar zijn van het bord op de foto kan op andere wijze worden ondervangen. Dat is hier het geval.
Bij de stukken bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar van 26 november 2020 en 18 december 2020. Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst.
De kantonrechter is van oordeel dat de boete terecht is opgelegd en ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: