In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een geslotenverklaring. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de feiten vastgesteld.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene voerde aan dat er bijzondere maatregelen van kracht waren in verband met de coronamaatregelen, en dat hij dacht dat er geen ontheffing nodig was. De kantonrechter overwoog dat de geslotenverklaring op 11 december 2020 om 11:49 uur was genegeerd, en dat de uitzondering voor laden en lossen niet van toepassing was.
De kantonrechter heeft verder gekeken naar de voorwaarden voor digitale handhaving en de bewijsvoering. De gedraging was vastgesteld aan de hand van een foto gemaakt met een flitspaal, waarop het voertuig van betrokkene zichtbaar was, maar niet het C-bord. De kantonrechter concludeerde dat de bebording ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst, op basis van aanvullende schouwfoto's die de aanwezigheid van de bebording bevestigden.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.