Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Het verloop van de procedure
Overwegingen
De uitspraak
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het parkeren binnen een erf anders dan op een daarvoor bestemde parkeerplaats. De betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene het beroep bij de kantonrechter ingediend. Tijdens de zitting was zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig.
De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het parkeren op een woonerf, waar volgens artikel 46 van het RVV 1990 alleen op aangeduide parkeerplaatsen mag worden geparkeerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene niet op een als zodanig aangeduide parkeerplaats stond. De kernvraag was of er sprake was van parkeren of van laden en lossen. De kantonrechter heeft de definitie van parkeren uit artikel 1 van het RVV 1990 in overweging genomen en geconcludeerd dat er sprake was van parkeren, aangezien de verbalisant had verklaard dat er gedurende 10 minuten geen activiteiten waren waargenomen.
De betrokkene voerde aan dat anderen zich ook schuldig maakten aan dezelfde gedraging, maar de kantonrechter oordeelde dat dit irrelevant was voor de beslissing. Ook het verzoek van de betrokkene om een waarschuwing in plaats van een boete werd afgewezen, omdat de politieambtenaar discretionaire bevoegdheid heeft en er geen feiten waren die een waarschuwing rechtvaardigden. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de opgelegde boete.