ECLI:NL:RBNHO:2021:10773

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9269959
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens onnodig geluid met motorvoertuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. Betrokkene had eerder een boete ontvangen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 augustus 2021 waren zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. Betrokkene betwistte de boete en voerde aan dat de verbalisant hem een waarschuwing had gegeven, mits hij een andere uitlaat zou monteren. De verbalisant verklaarde echter dat de uitlaat van betrokkene geen dempend materiaal bevatte en dat het geluid van de motorfiets al van 300 meter afstand te horen was. Betrokkene erkende dat hij de gedraging had gepleegd, maar stelde dat hij de uitlaat had vervangen.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat betrokkene onvoldoende feiten had aangedragen om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en zag geen reden om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9269959 \ WM VERZ 21-248
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 20 augustus 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 augustus 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt dat de verbalisant tijdens de staande houding een waarschuwing gaf voor het geluid van de motor, onder de voorwaarde dat betrokkene een andere uitlaat of een CB-killer zou monteren. Betrokkene stelt zich aan deze afspraak te hebben gehouden en de uitlaat direct te hebben vervangen.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“…In de uitlaat zat totaal geen dempende materiaal waardoor het geluid van de motorfiets gedempt wordt. Het was gewoon een holle pijp. De motorfiets was vanaf 300 meter te horen. Verbalisant had zijn helm en gehoorbescherming in en horde motorfiets al van 300 meter…Verklaring betrokkene: Ik rij er nu een half uurtje op en begin al een piep in mijn oren te horen. I heb er gisteren ook al op gereden en zal er zo snel mogelijk de DB killers in doen.”.
De officier van justitie heeft tevens het Mutatierapport d.d. 12 juni 2020, overgelegd, waarin door de verbalisant onder andere het volgende is vermeld:
“…Rapp stond bij de verkeerslichten en hoorde [betrokkene] van ver aan komen rijden. Rapp zag dat de verkeerslichten rood branden maar hoorde [betrokkene] geen snelheid minderde. Vervolgens zag Rapp dat [betrokkene] door het rood reed… [betrokkene] heeft 2 x pv gekregen… [betrokkene] was het het er niet meer eens en de toon van [betrokkene] veranderde en wilde niets meer. BE deed zijn helm op (zonder gehoor bescherming) en reed boos weg…”.
Betrokkene erkent de gedraging zodat deze vast staat. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaringen van de verbalisant – voldoende blijkt de verbalisant geen waarschuwing heeft gegeven, maar een proces-verbaal heeft opgemaakt tijdens de staandehouding.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant voldoende grondslag voor de vaststelling van het plegen van de gedraging door betrokkene. Dit is alleen anders indien betrokkene ten aanzien van deze gedraging voldoende specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid van één of meer onderdelen van voornoemde verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: