ECLI:NL:RBNHO:2021:10772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
8788264
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens negeren van rood verkeerslicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het negeren van een rood verkeerslicht. Betrokkene had eerder beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene de zaak voorgelegd aan de kantonrechter. Tijdens de zitting op 13 augustus 2021 waren zowel betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het niet stoppen voor een rood verkeerslicht. Betrokkene voerde aan dat het verkeerslicht op oranje stond op het moment dat hij eronderdoor reed en dat hij geen kans had om te stoppen. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat uit de verklaringen van de verbalisant blijkt dat het verkeerslicht daadwerkelijk op rood stond toen betrokkene 50 meter van het verkeerslicht verwijderd was. De verklaring van de verbalisant werd als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging.

De kantonrechter oordeelde dat betrokkene niet voldoende specifieke feiten en omstandigheden had aangevoerd die aanleiding gaven tot twijfel aan de verklaring van de verbalisant. De omstandigheden die betrokkene aanvoerde, gaven geen reden om de opgelegde boete te vernietigen of te matigen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van de opgelegde boete. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8788264 \ WM VERZ 20-895
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 20 augustus 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 augustus 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene stelt onder andere dat het stoplicht op oranje stond op het moment dat hij er onderdoor reed en er geen mogelijkheid meer was om nog te stoppen.
Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“… Ik had direct zicht op het verkeerslicht en zag dat betrokkene ongeveer 50 meter verwijderd was van het verkeerslicht op het moment dat dit rood licht ging uitstralen. Betrokkene negeerde dit verkeerslicht en vervolgde zijn weg.(…)”
De officier van justitie heeft in het samenhangende dossier met kenmerk 9269959 WM VERZ 21-248 en CJIBnr. 233941074, tevens het Mutatierapport d.d. 12 juni 2020 overgelegd, waarin door de verbalisant onder andere het volgende is vermeld:
“…Rapp stond bij de verkeerslichten en hoorde [betrokkene] van ver aan komen rijden. Rapp zag dat de verkeerslichten rood branden maar hoorde [betrokkene] geen snelheid minderde. Vervolgens zag Rapp dat [betrokkene] door het rood reed… [betrokkene] heeft 2 x pv gekregen…BE was het het er niet meer eens en de toon van [betrokkene] veranderde en wilde niets meer. BE deed zijn helm op (zonder gehoor bescherming) en reed boos weg…”.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaringen van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant voldoende grondslag voor de vaststelling van het plegen van de gedraging door betrokkene. Dit is alleen anders indien betrokkene ten aanzien van deze gedraging voldoende specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid van één of meer onderdelen van voornoemde verklaring van de verbalisant. Dat laatste is in het onderhavige geval niet gebeurd. De door betrokkene aangevoerde omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden geven de kantonrechter geen aanleiding de opgelegde beschikking te vernietigen dan wel te matigen, te meer daar uit de verklaring van de verbalisant blijkt, dat het verkeerslicht op rood stond toen betrokkene 50 meter van het licht verwijderd was. Het is aan betrokkene, als bestuurder, om op de juiste wijze te anticiperen wanneer hij een verkeerslicht nadert. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: