ECLI:NL:RBNHO:2021:10761

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9212681
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie opgelegd voor parkeren in een plantsoen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene voor het laten staan van een voertuig in een park, platsoen, openbare beplantingen of groenstroken. De betrokkene had tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond of niet-ontvankelijk verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar de betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft de zaak behandeld en overwogen dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. De betrokkene voerde aan dat er sprake was van laden en lossen, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen bewijs was voor deze claim, aangezien de verbalisant geen activiteiten of personen rondom het voertuig had waargenomen. De kantonrechter verduidelijkte dat voor de beoordeling van 'onmiddellijk laden en lossen' niet alleen de stilstand van het voertuig relevant is, maar ook of er daadwerkelijk goederen worden geladen of gelost.

Daarnaast werd opgemerkt dat het niet relevant is of andere personen zich ook schuldig maakten aan dezelfde gedraging, en dat een gedoogbeleid niet aan de orde was. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en zag geen reden om deze te matigen. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de officier van justitie werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9212681 \ WM VERZ 21-164
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 25 juni 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voertuig laten staan in park, platsoen, openbare beplantingen of groenstroken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal, ondersteund met foto’s, is het volgende vermeld:
“(…) Ik zag daar toen het voertuig staan in een plantsoen en zag bij het voertuig geen ontheffing liggen. Ik zag ook geen laad- en losactiviteiten. Ik zag bij het voertuig ook geen mensen aanwezig.(…)
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de aanvullende verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene voert aan dat er sprake was van laden en lossen. Dit volgt de kantonrechter niet, omdat de verbalisant geen activiteiten of personen rondom het voertuig heeft gezien. Onder het begrip “onmiddellijk laden en lossen” in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 moet worden verstaan: het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring in- en uitladen van goederen van enige omvang of gewicht gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van “onmiddellijk laden en lossen van goederen” in vorenbedoelde zin is, anders dan de betrokkene kennelijk meent, derhalve niet beslissend of het motorrijtuig stilstaat met het oog op laden en lossen van goederen, maar of er daadwerkelijk wordt geladen en gelost.
Betrokkene heeft daarnaast aangegeven dat meerdere personen zich schuldig maakten aan dezelfde gedraging als die betrokkene wordt verweten. Iedere weggebruiker die zich niet aan de verkeersregels houdt loopt het risico om bekeurd te worden. Het is daarom niet relevant of meerdere personen al dan niet zijn bekeurd voor dezelfde gedraging.
Een gedoogbeleid, zoals betrokkene stelt, is niet aan de orde. In principe hadden de handhavers elke keer een boete mogen opleggen, want het voertuig mag daar niet staan. Dat ligt in de risicosfeer van betrokkene. De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: