ECLI:NL:RBNHO:2021:10754

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
24 november 2021
Zaaknummer
9154927
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete en procedurele voorschriften

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie die een administratieve sanctie (boete) heeft opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de kantonrechter nadat de officier van justitie het beroep ongegrond verklaarde. De zitting vond plaats op 25 juni 2021, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, betreft het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. De betrokkene betwist de beslissing van de officier van justitie en heeft gronden aangevoerd in het beroepschrift. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de boete is opgelegd op basis van een foto die met een flitspaal is gemaakt, waarop het voertuig van de betrokkene zichtbaar is, maar niet het C-bord dat de gesloten verklaring aangeeft. Dit roept vragen op over de geldigheid van de boete.

Tijdens de zitting zijn er schouwrapporten overgelegd die aantonen dat de bebording ten tijde van de gedraging aanwezig was. De kantonrechter oordeelt dat de beslissing van de officier van justitie onvoldoende gemotiveerd was en vernietigt deze. De kantonrechter laat de inleidende beschikking in stand, waardoor de boete terecht is opgelegd. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk is gesteld. De uitspraak van de kantonrechter is openbaar gedaan door mr. B. Voogd, bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9154927 \ WM VERZ 21-147
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 2 juli 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In het toepasselijke beleidskader ten aanzien van de digitale handhaving door de gemeente van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het Beleidskader) staat een aantal voorwaarden waaraan gemeentelijke handhaving moet voldoen indien een gemeente digitaal wil handhaven op categorie C borden. Voorwaarden zijn onder meer dat het C-bord (het bord waaruit de geslotenverklaring blijkt) zichtbaar moet zijn op de foto en dat op de foto zichtbaar moet zijn dat het voertuig het bord is gepasseerd. In deze zaak is de gedraging vastgesteld aan de hand van een foto die met een flitspaal is gemaakt. Die foto bevindt zich bij de stukken. Daarop is wel het voertuig van betrokkene duidelijk zichtbaar, maar niet het C-bord. Er is dus ook niet te zien dat het voertuig van betrokkene het bord is gepasseerd.
Het niet zichtbaar zijn van het bord op de foto kan op andere wijze worden ondervangen. Dat is hier het geval.
Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie twee schouwrapporten overgelegd van 27 maart 2020 en 24 april 2020, aangaande verkeersbordenschouw geslotenverklaring Alkmaar. Hieruit blijkt dat er in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de verbalisant maandelijks een rondgang wordt gemaakt langs alle locaties van de geslotenverklaring, waarbij schouwfoto’s worden gemaakt die bij het proces-verbaal zijn gevoegd. Op deze schouwfoto’s staan de datum en locatie vermeld en is de aanwezigheid van de bebording duidelijk zichtbaar. De foto’s betreffen een datum in de maand vóór en een datum in de maand ná de gedraging. Uit de foto’s blijkt dat de bebording in die periode, dus ook ten tijde van de gedraging, (ongewijzigd) aanwezig was. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in dit geval op een andere wijze kan worden vastgesteld dat het bord ten tijde van de gedraging deugdelijk was geplaatst.
Nu de beslissing van de officier van justitie met de overlegging van de schouwgegevens pas in beroep deugdelijk is gemotiveerd, zal de kantonrechter die beslissing vernietigen.
Omdat de boete terecht is opgelegd, zal de kantonrechter de inleidende beschikking in stand laten. Het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt dus ongegrond verklaard.
De kantonrechter zal het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen. Gelet op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:GHARL:2020:3336) kunnen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen als betrokkene geheel of gedeeltelijk in het gelijk is gesteld. Betrokkene is geheel of gedeeltelijk in het gelijk gesteld als de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt vernietigd of wordt gewijzigd wat betreft het boetebedrag, de omschrijving van de gedraging en/of de feitcode. Dat is hier niet het geval. De beslissing van de officier van justitie is wel vernietigd wegens het niet of onvoldoende nageleefd zijn van procedurele voorschriften, maar dat is geen reden voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond.
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: