ECLI:NL:RBNHO:2021:10724

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
C/15/316091 / HA ZA 21-255
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident betreffende tussenkomst in civiele procedure tussen JKS Holding B.V. en DEUS EX MACHINA (D.E.M.)

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is op 24 november 2021 een vonnis in incident uitgesproken. De zaak betreft een verzoek tot tussenkomst van [gedaagde 1] c.s. in een hoofdzaak tussen JKS Holding B.V. en DEUS EX MACHINA (D.E.M.). De rechtbank heeft eerder op 23 juni 2021 toestemming gegeven aan [gedaagde 1] c.s. om zich te voegen aan de zijde van D.E.M. in de hoofdzaak. In de incidentele conclusie tot tussenkomst hebben [gedaagde 1] c.s. aangegeven dat zij eigen vorderingen willen instellen tegen zowel JKS Holding c.s. als D.E.M. Deze vorderingen omvatten onder andere een verklaring voor recht dat bepaalde besluiten niet vernietigbaar zijn en een verbod op verdere procedures op basis van misleidende feiten.

De rechtbank heeft overwogen dat de vordering tot tussenkomst niet in strijd is met de goede procesorde en dat [gedaagde 1] c.s. voldoende belang hebben bij hun verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende samenhang is tussen de hoofdzaak en de verzochte tussenkomst. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangen van D.E.M. voldoende worden behartigd, aangezien mr. Stek is aangewezen om D.E.M. te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft besloten dat geen van de partijen in het incident als in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd, waardoor de proceskosten worden gecompenseerd. De zaak zal op 5 januari 2022 opnieuw op de rol komen voor het nemen van de conclusie van eis door [gedaagde 1] c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats [plaats 2]
zaaknummer / rolnummer: C/15/316091 / HA ZA 21-255
Vonnis in incident van 24 november 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JKS HOLDING B.V.,
gevestigd te [plaats 1] ,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOR D.E.M.,
gevestigd te [plaats 2] ,
3.
[eiser],
wonende te [plaats 3] ,
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. P.J. van der Korst te [plaats 1] ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEUS EX MACHINA (D.E.M.),
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.A. van de Hel te [plaats 1] ,
en

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [plaats 4] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats 5] ,
gevoegde partijen aan de zijde van gedaagde in de hoofdzaak,
eisers in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. Y. Borrius te [plaats 1] .
Partijen zullen hierna JKS Holding c.s., DEM en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in het incident toe voeging van 23 juni 2021
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak van [gedaagde 1] c.s.
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst ex artikel 217 Rv van [gedaagde 1] c.s.
  • de conclusie van antwoord in de hoofdzaak tevens conclusie van antwoord in het incident van DEM
  • de conclusie van antwoord in het incident van JKS Holding c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde 1] c.s. hebben eerder bij incidentele conclusie van 12 mei 2021 gevorderd dat hen zou worden toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van DEM. Dit is bij vonnis in incident van 23 juni 2021 van deze rechtbank toegewezen.
De hoofdzaak is vervolgens verwezen naar de rol voor antwoord aan de zijde van DEM en [gedaagde 1] c.s.
2.2.
Op de rol van 15 september 2021 hebben [gedaagde 1] c.s. een incidentele conclusie tot tussenkomst genomen en daarnaast gediend van antwoord in de hoofdzaak.
In de incidentele conclusie tot tussenkomst stellen [gedaagde 1] c.s. dat is gebleken dat, naast de zwaarwegende belangen bij afwijzing van de vorderingen van JKS Holding c.s. in de hoofdzaak in verband waarmee verzocht is om zich te voegen aan de zijde van DEM, ook sprake is van een zwaarwegend belang om eigen vorderingen in te stellen tegen zowel JKS Holding c.s. als DEM in de hoofdzaak. Deze vorderingen betreffen (i) een verklaring voor recht dat de besluiten niet vernietigbaar zijn wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid geëist door artikel 2:8 BW, (ii) een verbod om nog een keer te procederen op basis van een misleidende weergave van feiten en (iii) een veroordeling van JKS Holding c.s. tot vergoeding van de als gevolg van de hoofdzaak door [gedaagde 1] c.s. gemaakte kosten.
2.3.
[gedaagde 1] c.s. voeren aan dat JKS Holding c.s. in de hoofdzaak vernietiging vorderen van door [gedaagde 1] c.s. in hun hoedanigheid van OK-functionarissen genomen besluiten en dit vermoedelijk een opmaat vormt om [gedaagde 1] c.s. aansprakelijk te stellen voor de schade die zij stellen te hebben geleden uit hoofde van die besluiten. Door de verzochte verklaring voor recht kan worden bewerkstelligd dat in geval van een afwijzing van de vernietigingsvordering de juistheid en integriteit van het handelen van [gedaagde 1] c.s. wordt vastgesteld, hetgeen JKS Holding c.s. zou moeten weerhouden van verdere nodeloze procedures tegen [gedaagde 1] c.s. Bovendien wordt aldus het appelrecht van [gedaagde 1] c.s. zeker gesteld. Voorts stellen [gedaagde 1] c.s. dat intussen meer en meer duidelijk is geworden dat JKS Holding c.s. bewust onwaarheden blijven verkondigen, wat een halt moet worden toegeroepen en tot slot wensen zij een veroordeling van JKS Holding c.s. tot vergoeding van de door [gedaagde 1] c.s. in deze procedure noodzakelijk gemaakte kosten. Voor het geval de rechtbank hun incidentele vordering tot tussenkomst zal afwijzen vorderen zij dat tussentijds hoger beroep tegen die beslissing wordt opengesteld.
2.4.
DEM heeft zich in haar conclusie van antwoord in de hoofdzaak en in het incident gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij voert aan dat op grond van artikel 2:15 lid 4 BW mr. Stek is aangewezen om ter zake van dit geding in de plaats van het bestuur van DEM te treden. Nu [gedaagde 1] c.s. zich in de procedure hebben gevoegd zijn alle feitelijk bij de zaak betrokken partijen thans vertegenwoordigd in de procedure. Stek is van mening dat door de gegeven feiten en omstandigheden in deze procedure er geen sprake van is dat het bestuur van DEM als het ware tegen zichzelf procedeert en de belangen van DEM voldoende worden behartigd. Stek meent dat de rechtbank door JKS Holding c.s. en [gedaagde 1] c.s. voldoende kan worden voorgelicht om een gefundeerd oordeel over deze kwestie te kunnen vellen en daarom refereert DEM, vertegenwoordigd door Stek, zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.5.
JKS Holding c.s. heeft in haar conclusie van antwoord in het incident wel verweer gevoerd. Zij voert aan dat de vordering tot tussenkomst moet worden afgewezen omdat [gedaagde 1] c.s. geen belang hebben bij deze vordering en toewijzing daarvan in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Volgens JKS Holding c.s. kan worden volstaan met voeging. Verder voert zij aan dat de vordering tot tussenkomst in strijd is met de aard en strekking van artikel 2:15 BW. Volgens JFK Holding c.s. valt het buiten het wettelijk mandaat en buiten de aanwijzing van de rechtbank als mr. Stek DEM zou moeten vertegenwoordigen inzake de door [gedaagde 1] c.s. aangekondigde vorderingen.
2.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover van belang nader worden ingegaan.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel aan JKS Holding c.s. kan worden toegegeven dat het processueel doelmatiger zou zijn geweest als [gedaagde 1] c.s. gelijktijdig met hun vordering tot voeging een vordering tot tussenkomst zouden hebben ingesteld, volgt uit de omstandigheid dat [gedaagde 1] c.s. deze vordering tot tussenkomst in een later stadium hebben ingesteld niet dat zij in die vordering niet kunnen worden ontvangen of dat deze moet worden afgewezen in verband met strijd met de goede procesorde. In artikel 218 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is bepaald dat de vordering moet worden ingesteld vóór of op de roldatum waarop de laatste conclusie in het aanhangige geding wordt genomen. Aan dit vereiste hebben [gedaagde 1] c.s. voldaan. De rechtbank is voorts van oordeel dat [gedaagde 1] c.s. gelet op de aangekondigde vorderingen voldoende belang hebben bij de vordering tot tussenkomst. Tussen de hoofdzaak en de verzochte tussenkomst bestaat bovendien voldoende samenhang.
2.8.
Mede gelet op de omstandigheid dat Stek zich namens DEM zowel in het incident als in de hoofdzaak aan het oordeel van de rechtbank refereert, wordt geoordeeld dat de tussenkomst evenmin strijd met de aard en strekking van artikel 2:15 BW oplevert.
De vordering kan daarom worden toegewezen.
2.9.
Naar het oordeel van de rechtbank kan geen van partijen in het incident als de in het ongelijk gestelde partij worden beschouwd. Daarom zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
staat [gedaagde 1] c.s. toe in de hoofdzaak tussen te komen ,
3.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 januari 2022 voor het nemen van de conclusie van eis door [gedaagde 1] c.s.
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken door mr. W.S.J. Thijs op 24 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: 1155