ECLI:NL:RBNHO:2021:10717

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
9393023 CV EXPL 21-4184
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in verband met koopovereenkomst van een koffiezetapparaat met geschil over non-conformiteit en rechtsverwerking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Jacobs Douwe Egberts Pro NL B.V. (hierna: JDE) en een gedaagde die in persoon procedeerde. JDE had de gedaagde gedagvaard in verband met een vordering tot betaling van een factuur voor een koffiezetapparaat. De gedaagde stelde dat het geleverde apparaat niet voldeed aan de overeenkomst, omdat hij specifiek om een klein koffieapparaat met koffiebonen had gevraagd, maar dit niet had ontvangen. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde zijn stelling niet voldoende had onderbouwd en dat niet was komen vast te staan dat het apparaat niet aan de overeenkomst voldeed. Bovendien had de gedaagde niet tijdig geklaagd over het apparaat, wat zijn betalingsverplichting niet opheft.

Daarnaast voerde de gedaagde aan dat hij rauwelijks was gedagvaard, omdat hij sinds 2018 niets meer van JDE had gehoord. De kantonrechter oordeelde dat JDE niet had aangetoond dat zij de gedaagde voorafgaand aan de procedure had gewaarschuwd of in gebreke had gesteld, waardoor de proceskosten voor rekening van JDE kwamen. De kantonrechter heeft de vordering van JDE in hoofdsom toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, en de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding. De proceskosten aan de zijde van de gedaagde werden vastgesteld op nihil. De uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9393023 \ CV EXPL 21-4184 (WT)
Uitspraakdatum: 22 september 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Jacobs Douwe Egberts Pro NL B.V.
gevestigd te Utrecht
eiseres
verder te noemen: JDE
gemachtigde: LikiFin
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederende in persoon

1.De gronden van de beslissing

1.1.
De kantonrechter zal de vordering van JDE (gedeeltelijk) toewijzen, op de volgende gronden.
geen non conformiteit
1.2.
[gedaagde] stelt dat hij specifiek om een klein koffieapparaat met koffiebonen heeft gevraagd maar dat niet geleverd heeft gekregen. Dit is door JDE betwist. Hiertegenover heeft [gedaagde] zijn stelling niet concreet gemaakt en onvoldoende duidelijk gemaakt wat er precies is besproken. Hij heeft zijn verweer ook niet onderbouwd. Dat had hij gelet op het standpunt van JDE wel moeten doen. Daarom is niet komen vast te staan dat het koffieapparaat niet aan de overeenkomst beantwoordt.
1.3.
Maar ook als het waar is wat [gedaagde] betoogt en het apparaat niet aan zijn verwachtingen voldoet, betekent dat niet dat hij niet hoeft te betalen. Het apparaat is door JDE geleverd en door [gedaagde] gehouden. Als [gedaagde] meende dat het apparaat niet aan de overeenkomst beantwoordde, had hij om vervanging van het apparaat kunnen vragen of de koopovereenkomst kunnen ontbinden. Dat hij dit heeft gedaan, blijkt nergens uit.
1.4.
Verder is niet gebleken dat er op tijd is geklaagd over het apparaat. De vertegenwoordiger van JDE ( [xxx] ) zegt op 12 december 2018 bij [gedaagde] langs te zijn geweest waarbij is gesproken over een klacht. Uit het dossier blijkt niet dat daarna nog door [gedaagde] is geklaagd. Door pas in december 2018 te klagen over het apparaat dat in juni 2018 is geleverd, heeft [gedaagde] niet voldoende voortvarend gehandeld en daardoor niet aan de klachtplicht voldaan.
1.5.
Dit betekent dat de betalingsverplichting van [gedaagde] is blijven bestaan en hij de factuur van JDE moet betalen.
geen rechtsverwerking
1.6.
[gedaagde] voert aan dat hij sinds 2018 nooit meer iets van JDE heeft gehoord. Naar de kantonrechter begrijpt beroept [gedaagde] zich op rechtsverwerking. Dit verweer gaat niet op. Alleen het tijdsverloop is niet voldoende. [gedaagde] moet bijzondere omstandigheden noemen waardoor hij ervan uit mocht gaan dat JDE geen betaling meer zou verlangen. De door [gedaagde] gedane betalingen zijn door hemzelf gestorneerd. In december 2018 heeft JDE nog om betaling gevraagd. [gedaagde] mocht er dan ook niet zonder meer van uitgaan dat JDE geen betaling meer zou verlangen. JDE kan dan ook nog steeds betaling van de factuur vorderen.
rauwelijks gedagvaard
1.7.
Het verweer van [gedaagde] dat hij nooit meer iets heeft gehoord van JDE wordt door de kantonrechter ook zo opgevat dat [gedaagde] stelt rauwelijks te zijn gedagvaard. Dit verweer slaagt. JDE stelt dat zij [gedaagde] in gebreke heeft gesteld, maar zij heeft die ingebrekestelling of andere betalingsherinneringen niet overgelegd. Uit niets blijkt dat JDE voorafgaand aan deze procedure contact met [gedaagde] heeft gehad over de openstaande factuur. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat JDE [gedaagde] zonder voorafgaande waarschuwing (rauwelijks) heeft gedagvaard. Dit heeft tot gevolg dat de proceskosten voor rekening van JDE komen.
conclusie
1.8.
De kantonrechter zal de vordering van JDE in hoofdsom toewijzen.
1.9.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden ook toegewezen. [gedaagde] is deze kosten volgens de wet zonder aanmaning verschuldigd omdat er sprake is van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:96, lid 4 Burgerlijk Wetboek.
1.10.
Omdat JDE geen verzuimdatum heeft gesteld zal de kantonrechter de wettelijke handelsrente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding (14 juli 2021) tot de dag van betaling.
1.11.
De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] komen zoals hiervoor onder punt 1.7. is overwogen voor rekening van JDE. Deze kosten worden begroot op nihil.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan JDE van € 2.120,85 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.844,22 vanaf 14 juli 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
2.2.
veroordeelt JDE tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil;
2.3.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter