ECLI:NL:RBNHO:2021:10685

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
21/1080
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor huisvesting na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser, die zijn woning heeft moeten verlaten na een echtscheiding, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, dat de aanvraag van eiser voor een urgentieverklaring heeft afgewezen. Eiser heeft in 2020 zijn woning moeten verlaten en woont sindsdien tijdelijk bij een kennis. Hij heeft geen vaste woonplek meer. De gemeente Zaanstad heeft op 24 december 2020 de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 vastgesteld, die op 25 december 2020 in werking is getreden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder.

Tijdens de zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de gemeenteraad ten onrechte de oude Huisvestingsverordening 2018 heeft toegepast in het bestreden besluit, terwijl de nieuwe verordening al van kracht was. De rechtbank oordeelde dat, hoewel eiser een urgent huisvestingsprobleem had, dit niet automatisch betekende dat hij recht had op een urgentieverklaring. De Huisvestingsverordening 2021 stelt specifieke voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring. Eiser voldeed niet aan deze voorwaarden, omdat hij niet tot de in de verordening opgenomen urgentiecategorieën behoorde.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de afwijzing van de urgentieverklaring blijft staan. Verweerder is wel verplicht om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1080
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor, advocaat te Haarlem.

Procesverloop

In het besluit van 17 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 9 november 2020 om een urgentieverklaring afgewezen.
In het besluit van 16 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld van mr. Ph.H. Arnold, ambtenaar ten stadhuize.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiser te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2.1
Eiser heeft in 2020 door echtscheiding zijn woning moeten verlaten. Daarna heeft hij bij een kennis in een kamer gewoond. Thans heeft hij geen (vaste) woonplek.
2.2
Vaststaat dat de gemeenteraad van Zaanstad op 24 december 2020 de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2021 (de Huisvestingsverordening 2021) heeft vastgesteld en dat deze op 25 december 2020 in werking is getreden. Omdat bij de heroverweging in bezwaar getoetst moet worden aan de wettelijke voorschriften zoals die op dat moment luiden - en de Huisvestingsverordening 2021 onmiddellijk in werking is getreden en niet in overgangsrechtelijke bepalingen voorziet - heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte de Huisvestingsverordening gemeente Zaanstad 2018 toegepast. Dat leidt in dit geval niet tot een andere beoordeling en dit kan eiser daarom niet helpen, omdat de bepalingen over urgentieverklaringen in beide Huisvestingsverordeningen hetzelfde zijn.
3. Verweerder heeft eiser ten onrechte de weigeringsgrond zoals die thans is opgenomen in artikel 2.5.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening 2021 tegengeworpen. Hoewel eiser zowel ten tijde van de aanvraag als het primaire besluit een dak boven zijn hoofd had, was dat ten tijde van het bestreden besluit niet meer het geval. Verweerder heeft dat ook niet betwist. Dit betekent dat sprake was (is) van een urgent huisvestingsprobleem. In beroep neemt verweerder hierover een ander standpunt in, maar dat standpunt kan de rechtbank niet volgen.
4. Dat sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, betekent echter niet dat verweerder een urgentieverklaring moet verlenen. De Huisvestingsverordening 2021 is zo opgesteld dat verweerder alleen een urgentieverklaring kan verlenen aan een aanvrager die tot één van de in de Huisvestingsverordening 2021 opgenomen urgentiecategorieën behoort. Voor eiser kunnen alleen de urgentiecategorieën in beeld komen, die zijn opgenomen in de artikelen 2.5.8 (Overige regionale urgentiecategorieën) en 2.5.8a (Sociaal medische urgentie). Eiser behoort niet tot één van die categorieën. Er is bijvoorbeeld geen sprake van een acute noodsituatie of calamiteit. Uit de toelichting volgt dat de gemeentelijke regelgever het verlies van een dak boven het hoofd als gevolg van echtscheiding niet als een acute noodsituatie of een calamiteit beschouwt. Ook heeft eiser geen feiten en omstandigheden aangevoerd en onderbouwd die meebrengen dat sprake is van een voor hem levensontwrichtende woonsituatie op grond van medische of sociale omstandigheden, zodat ook niet gebleken is van een grond voor verlening van een sociaal medische urgentie. Eiser heeft nog aangevoerd dat hij zijn dochter niet in een eigen huis kan ontmoeten. Die omstandigheid is op zichzelf onvoldoende om voor medisch sociale urgentie in aanmerking te komen.
5.1
Dit betekent dat verweerder de aanvraag om een urgentieverklaring terecht, maar op basis van een onjuiste motivering, heeft afgewezen.
5.2
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de urgentieverklaring blijft afgewezen.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
7. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021 door mr. R.H.M. Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. U moet het beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.