ECLI:NL:RBNHO:2021:10681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
C/15/321076 / JU RK 21-1863
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak verzoekt de gecertificeerde instelling (GI) om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak op 12 november 2021 behandeld, waarbij de moeder, de grootmoeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De kinderrechter oordeelt dat de verzoeken van de GI niet deugdelijk zijn onderbouwd, maar dat het belang van de kinderen voorop staat. De kinderrechter wijst de verzoeken toe voor een beperkte duur van drie maanden, tot 18 februari 2022, om de GI de gelegenheid te geven om een beter onderbouwd verzoek in te dienen. De kinderrechter benadrukt dat de GI moet zorgen voor een contactpersoon en dat er een wettelijk voorgeschreven advies van de Raad voor de Kinderbescherming moet worden ingediend. De kinderrechter concludeert dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen nog niet volledig is weggenomen, en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk blijft voor hun verzorging en opvoeding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/321076 / JU RK 21-1863
Datum uitspraak: 12 november 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. A. Leibbrand, kantoorhoudende te Heerhugowaard,

[de grootmoeder mz] ,hierna te noemen: de grootmoeder mz,

wonende te [plaats] ,
ten aanzien van [de minderjarige 1] :
[de vader],
hierna te noemen: de vader van [de minderjarige 1] ,
wonende te [plaats] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 7 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 7 oktober 2021.
Op 12 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door waarnemend advocaat mr. J.J.C. Engels, kantoorhoudende te Heerhugowaard;
- de grootmoeder mz;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
De vader van [de minderjarige 1] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] wordt uitgevoerd door haar ouders. Het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] wordt uitgevoerd door de moeder.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] wonen sinds december 2019 bij de grootmoeder mz.
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 februari 2013 is [de minderjarige 1] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling vervolgens telkens is verlengd en momenteel voortduurt tot 18 november 2021.
Bij beschikking van de kinderrechter van 19 november 2014 is [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling vervolgens telkens is verlengd en momenteel eveneens voortduurt tot 18 november 2021.
Bij beschikking van 21 mei 2019 is een machtiging uithuisplaatsing voor beide kinderen verleend, welke machtiging vervolgens telkens is verlengd en momenteel voortduurt tot 18 november 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen met een jaar.
Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft dit verzoek als volgt onderbouwd. Anderhalf jaar na de aanmelding bij Praktijk [Praktijk] wegens persoonlijke problematiek en mogelijk trauma bleek dat de kinderen nog steeds bepaalde gedragingen vertonen. Zij lijken toch nog wel situaties te moeten verwerken en hebben mogelijk andere problematiek. Momenteel vinden hier intakegesprekken plaats en kunnen de kinderen over een paar weken starten.
De ontwikkelingsbedreigingen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn grotendeels weggenomen. De plaatsing bij de grootmoeder mz verloopt zeer positief. Philadelphia en de pleegzorg van de VWSG zijn positief over haar en zien haar als een bekwame opvoeder. Zij kan [de minderjarige 2] de duidelijkheid en structuur bieden die hij nodig heeft, zodat hij goed kan meekomen in het dagelijks leven en het op school naar zijn zin heeft. Inmiddels blijkt dat de vader regelmatig belt met [de minderjarige 1] .
Het afgelopen half jaar is er tijd verloren gegaan. De moeder heeft tijdens de vorige verlenging onverwachts verzocht om het verzoek af te wijzen, waardoor het verzoek met slechts een half jaar werd verlengd. Voorafgaand aan deze verlenging gaf de moeder aan het eens te zijn met een verlenging van een jaar. De GI maakt zich zorgen over de houding van de moeder en de weerslag hiervan op de kinderen. De moeder is niet open en eerlijk over de stappen die ze neemt.
Door de coronapandemie heeft de GI minder huisbezoeken bij de grootmoeder mz gerealiseerd dan verwacht. Zij behoort tot de risicogroep. Omdat begeleiding van de grootmoeder mz corona kreeg, wilde zij geen face-to-facebezoeken meer. Hierdoor en door het proces van de moeder is het afgelopen half jaar minder resultaat behaald dan verwacht.
De GI werkt niet meer toe naar een thuisplaatsing, omdat het steeds duidelijker is geworden dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] met de juiste begeleiding bij de grootmoeder mz goed opgroeien. Het is in het belang van de kinderen dat er duidelijkheid komt omtrent het opvoedperspectief. De GI heeft nog geen verzoek tot onderzoek (hierna: VTO) naar de Raad voor de Kinderbescherming verzonden, in afwachting van de uitspraak van het hof in de procedure tussen de ouders over het gezag. De Raad heeft geadviseerd direct het VTO in te sturen en niet op de uitspraak te wachten. Zolang er geen duidelijkheid is over de maatregel na de ondertoezichtstelling of wie beslissingen over de kinderen zal moeten nemen, is een verlenging van de huidige maatregelen noodzakelijk.
Het zou prettig voor de kinderen zijn als het voorspelbaar is wanneer zij de moeder zien door het vaststellen van een bezoekregeling. De zittingsvertegenwoordigers van de GI weten verder niet wat er het afgelopen jaar is gebeurd. Het komende jaar zal het VTO worden ingediend en wordt er naar de bezoekregeling gekeken.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is het standpunt ingenomen dat de GI niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, subsidiair dat het verzoek van de GI dient te worden afgewezen, hoewel beide manieren van afdoening niet in het belang van de kinderen zouden zijn. De tweejaarstoets van de Raad ontbreekt. De eerste machtiging uithuisplaatsing was al vervallen op het moment dat de kinderen feitelijk bij zowel de grootmoeder mz als de moeder zijn gaan wonen. Er is geen directieve aansturing geweest vanuit de GI, er is niet eens een contactpersoon bekend. De moeder en de grootmoeder mz hebben hun best gedaan. Het gaat veel beter met de kinderen. Het is jammer dat de moeder wordt nagedragen dat zij een verzoek tot eenhoofdig gezag ten aanzien van [de minderjarige 1] heeft ingediend, vooral omdat dit tijdens de vorige zitting nog werd gesteund vanuit de GI. Zij is de laatste jaren een ander mens geworden en juist goed in samenwerking, ook de samenwerking tussen de moeder en de grootmoeder mz verloopt goed. Zij houden zich keurig aan wat hen wordt opgedragen. Het is onduidelijk wat een goede zorgregeling zou moeten zijn, de moeder en de grootmoeder mz zijn namelijk in staat om dit onderling te regelen en de moeder wil dit graag zo houden. De moeder wil graag het gezag over de kinderen behouden en accepteert dat de kinderen bij de grootmoeder zullen opgroeien.
De grootmoeder mz heeft verklaard dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] andere kinderen zijn geworden. Het gedrag van [de minderjarige 2] is niet altijd makkelijk: hij heeft af en toe wat problemen op school, maar hij is goed bezig. Zolang de grootmoeder mz er is, gaat alles goed met de kinderen. Er is af en toe hulp vanuit Philadelphia. De grootmoeder mz was voorheen de contactpersoon voor de gezinsmanager.

De beoordeling

De kinderrechter kan zich niet vinden in de manier waarop de GI haar verzoek heeft onderbouwd. De moeder wordt aangewezen als degene die heeft gezorgd voor vertraging, terwijl de zittingsvertegenwoordigers van de GI niet konden aangeven wat de GI het afgelopen jaar concreet heeft betekend voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Ook heeft de GI niet kunnen toelichten in welk opzicht de houding van de moeder niet in het belang van de kinderen zou zijn. Dat de moeder een verzoek heeft ingediend tot eenhoofdig gezag over [de minderjarige 1] , heeft naar het oordeel van de kinderrechter niets te maken met de wijze van uitvoering van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing. Verder is gebleken dat het VTO naar het gezag over de kinderen nog altijd niet is ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming, terwijl dit een jaar geleden al aan de orde was. Er lijkt in het afgelopen jaar (vrijwel) niets te zijn gebeurd vanuit de GI. Dat de gezinsmanager langdurig ziek of afwezig is, is daarvoor geen excuus, zoals de zittingsvertegenwoordigers ter zitting ook hebben bevestigd.
De kinderrechter acht het zorgelijk dat de moeder en de grootmoeder mz niet weten bij wie zij binnen de GI terecht kunnen voor vragen of advies. Tijdens een ondertoezichtstelling is het noodzakelijk dat de GI te allen tijde zorgt voor een contactpersoon bij wie een gezin terecht kan. Verder heeft de GI verzuimd om haar verzoek te voorzien van een wettelijk voorgeschreven advies vanuit de Raad voor de Kinderbescherming (ex artikel 1:265j lid 3 BW), terwijl de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] al meer dan twee jaar voortduren.
De kinderrechter is het echter eens met de (waarnemend) advocaat van de moeder dat het belang van de kinderen niet gebaat is bij het niet-ontvankelijk verklaren van de GI of het afwijzen van het verzoek. Hoewel iedereen – ook de moeder – het erover eens is dat de kinderen bij de grootmoeder mz zullen opgroeien, dient de GI nog na te denken over wat er met het gezag over de kinderen dient te gebeuren. Daarnaast dient de GI te onderzoeken welke hulpverlening voor de kinderen, de moeder en/of de grootmoeder mz nog nodig is. Verder is het aan de GI om – in samenspraak met de moeder en de grootmoeder mz – te onderzoeken of het nodig is een zorgregeling tussen de kinderen en de moeder schriftelijk vast te stellen, of dat de grootmoeder mz en de moeder dit in onderling overleg mondeling kunnen blijven vormgeven zoals nu het geval is. Nu over deze aspecten meer duidelijkheid moet komen en de ouders zelf niet in staat zijn om de kinderen de zorg te bieden die zij nodig hebben, blijkt dat de ontwikkelingsbedreiging van de kinderen nog niet volledig is weggenomen.
De kinderrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging uithuisplaatsing toe te wijzen voor een beperkte duur van drie maanden, zodat beide maatregelen worden verlengd tot 18 februari 2022. Mocht de GI menen dat een nieuwe verlenging nodig is, dan acht de kinderrechter het essentieel dat een volgend verzoek deugdelijk en concreet wordt onderbouwd en dat daarbij geen ongefundeerde verwijten aan de moeder worden gemaakt. Daarnaast dient de GI oog te hebben voor de goede samenwerking die er al lange tijd is tussen de moeder en de grootmoeder (en met de GI – voor zover er contact is geweest de afgelopen tijd). Tenslotte dient een nieuw verzoek te worden voorzien van een advies van de Raad voor de Kinderbescherming, zoals de wet dat voorschrijft.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]tot 18 februari 2022;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]in een voorziening voor pleegzorg tot 18 februari 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2021 door mr. M.A.J. Berkers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C. Sinnige, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 november 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.