ECLI:NL:RBNHO:2021:10663

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
9096121
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen proceskostenvergoeding in verkeersboetezaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie met betrekking tot de proceskostenvergoeding in een verkeersboetezaak. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en had daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie had de bestreden beslissing en de initiële beschikking vernietigd, maar de betrokkene was het niet eens met de toekenning van de proceskostenvergoeding.

De zaak werd behandeld op 15 juni 2021, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de gemachtigde van de betrokkene aanwezig waren. De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van samenhangende zaken, wat invloed had op de vaststelling van de proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie onvoldoende had gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van samenhangende zaken, en dat de werkzaamheden van de gemachtigde niet identiek waren aan die van andere zaken.

De kantonrechter vernietigde de beslissing van de officier van justitie en bepaalde dat de betrokkene recht had op een proceskostenvergoeding van € 908,00. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de officier van justitie bij het vaststellen van proceskosten in zaken die niet als samenhangend kunnen worden beschouwd. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B. Voogd, kantonrechter, en kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9096121 \ WM VERZ 21-103
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 2 juli 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft een beslissing genomen. Tevens heeft de officier van justitie een kostenvergoeding toegekend. Tegen de beslissing omtrent de proceskostenvergoeding is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 juni 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De officier van justitie heeft de bestreden beslissing en de initiële beschikking vernietigd. Daarmee is bewerkstelligd hetgeen gemachtigde van betrokkene met zijn beroep aan de officier van justitie beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van de initiële beschikking. Het beroepschrift van gemachtigde van betrokkene richt zich thans enkel tot de toekenning van een proceskostenvergoeding. Het beroepschrift aan de kantonrechter dient dus behandeld te worden als een verzoek op de voet van artikel 13a WAHV.
Gemachtigde van betrokkene voert in het beroepschrift aan dat de officier van justitie in zijn beslissing de proceskosten onjuist heeft vastgesteld, omdat dat de officier van justitie ten onrechte heeft beslist dat er sprake is van een samenhangende zaak met twintig andere zaken. Deze beslissing heeft de officier van justitie in het geheel niet gemotiveerd. De gemachtigde voert aan dat de verrichte werkzaamheden in deze zaken niet nagenoeg identiek zijn met de andere zaken omdat het gaat om verschillende feitcodes, geheel andere feitencomplexen en verschillende pleeglocaties.
Er is in dit geval naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 lid 2 van het Bpb. De officier van justitie heeft niet of onvoldoende gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van samenhangende zaken. Het enkele feit dat van één gemachtigde meerdere zaken op één zitting zijn behandeld, maakt die zaken, anders dan de officier van justitie lijkt te stellen, op zichzelf genomen niet samenhangend. Dat geldt te meer nu de gemachtigde van betrokkene onweersproken heeft gesteld dat sprake is van verschillende cliënten die verschillende overtredingen hebben begaan, met dus verschillende feitcodes, waartegen verschillende beroepsgronden zijn aangevoerd. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de door de gemachtigde uitgevoerde werkzaamheden identiek of nagenoeg identiek zijn. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie van 16 november 2020, waarbij een kostenvergoeding ad € 590,65 is toegewezen, vernietigen.
De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De kantonrechter ziet geen reden om gebruik te maken van haar matigingsbevoegdheid en voor de hoorzitting, in afwijking van de hoofdregel die volgt uit het Bpb, 0,5 punt voor de hoorzitting toe te kennen. Dat sprake is van een telefonische hoorzitting betreft naar het oordeel van de kantonrechter geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2 lid 3 van het Bpb, reeds omdat een telefonische hoorzitting inmiddels gangbare praktijk is in zaken als deze. De mate van inspanning acht de kantonrechter evenmin relevant, nu sprake is van een forfaitair systeem van proceskostenvergoedingen. De gemachtigde van de betrokkene heeft in de fase van het administratief beroep de volgende proceshandeling verricht: het indienen van een beroepschrift en de hoorzitting. Aan het indienen van een beroepschrift dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,00. Gelet op de aard van de zaak past de kantonrechter wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 534,00 (=2 x € 534,00 x 0,5).
Voorts is namens de betrokkene verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, gemaakt in de fase van het beroep bij de kantonrechter. Nu de beslissing van de officier van justitie worden vernietigd, komt dit verzoek voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij de kantonrechter de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift en het bijwonen van de zitting. Aan het indienen van het beroepschrift en de zitting dienen twee punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 748,00. Gelet op de aard van de zaak (het geschil betreft de toekenning van proceskostenvergoeding) past de kantonrechter wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toe. Dit leidt tot de volgende berekening: 2 x € 748,00 x 0,25 = € 374,00.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de proceskostenvergoeding van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 908,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 908,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: