ECLI:NL:RBNHO:2021:10660

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
8842417
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde verkeersboete wegens overschrijding maximum snelheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan op een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan de betrokkene wegens overschrijding van de maximum snelheid op autosnelwegen met 27 km per uur. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl, heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. De zitting vond plaats op 25 juni 2021, waar zowel de gemachtigde van de betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat hij ten onrechte niet staande is gehouden. De gemachtigde stelde dat de verbalisant zich niet op een werkinstructie kan beroepen, omdat deze niet consequent wordt toegepast, en dat de boete in strijd is met het verbod op willekeur. De vertegenwoordiger van de officier van justitie verdedigde de beslissing om op kenteken te bekeuren en vroeg de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren.

De kantonrechter overwoog dat er geen staandehouding heeft plaatsgevonden, wat in dit geval noodzakelijk was om de boete aan de bestuurder op te leggen. De kantonrechter concludeerde dat de boete ten onrechte aan de kentekenhouder was opgelegd en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, werden vernietigd. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.282,00. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8842417 \ WM VERZ 20-969
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 2 juli 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betr]
gemachtigde : N.G.A. Voorbach, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 27 km per uur.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd. Betrokkene ontkent dat de gedraging naar aanleiding waarvan de boete is opgelegd, is verricht.
Gemachtigde stelt dat betrokkene ten onrechte niet staande is gehouden. In verband met Covid-19 kan op 1,5 meter afstand staande worden gehouden of met een mondkapje, zoals inmiddels gewoonte is bij veel verbalisanten. Gemachtigde stelt dat de verbalisant zich niet op een werkinstructie kan beroepen nu deze niet consequent wordt toegepast. Bij strafbeschikkingen wordt wel staande gehouden, dat verschil kan niet gevolgd worden en is in strijd met het verbod op willekeur, aldus gemachtigde.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er terecht op kenteken is bekeurd en verzoekt de kantonrechter om het beroep ongegrond te verklaren en de proceskosten af te wijzen.
Als zich een reële mogelijkheid heeft voorgedaan tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig waarmee de geconstateerde overtreding is verricht, moet de boete aan die bestuurder worden opgelegd. De boete mag in dat geval niet aan de kentekenhouder van het voertuig worden opgelegd. Blijkens de stukken heeft in dit geval geen staandehouding plaatsgevonden. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat geen staandehouding is uitgevoerd in verband met het Coronavirus.
De kantonrechter overweegt dat de verbalisant kennelijk in lijn met zijn/haar interne werkinstructie heeft geoordeeld dat ten gevolge van Covid-19 geen reële mogelijkheid meer bestaat tot staandehouding. Dit kan in algemene zin echter niet worden aangenomen. Het moet er voor worden gehouden dat een staandehouding in de buitenlucht met behulp van passende voorzorgsmaatregelen kan plaatsvinden in lijn met de RIVM-adviezen. Dit laat onverlet dat in een concreet geval een staandehouding in relatie tot het Covid-19 virus niet verantwoord kan zijn. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval echter niet gebleken.
De boete is dus ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
De kantonrechter ziet aanleiding om de officier van justitie te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift bij de officier van justitie en bij de kantonrechter ingediend, is door de officier van justitie gehoord en aanwezig geweest bij de mondelinge behandeling van de zaak door de kantonrechter. Per proceshandeling wordt 1 punt toegekend. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is per 1 juli 2021 gewijzigd in die zin dat de waarde van een procespunt voor de fase in beroep bij de kantonrechter is verhoogd naar € 748,00. De waardering per punt voor het administratief beroep is niet gewijzigd en blijft dus € 534,00. Aangezien de aard van de procedure licht is zal echter een wegingsfactor van 0,5 worden toegepast. De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van
€ 1.282.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.282,00 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat het bedrag van € 1.282,00 aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: