ECLI:NL:RBNHO:2021:10608

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
21/3980
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake handhaving bestemmingsplan en huisvesting arbeidsmigranten

Op 18 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, eigenaar van een pand in het bestemmingsplan ‘Anna Paulowna’, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon. Dit besluit, genomen op 9 augustus 2021, verplichtte verzoeker om het gebruik van de bovenverdieping van zijn pand voor de huisvesting van arbeidsmigranten te beëindigen, op straffe van een dwangsom van €30.000,-. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat het niet mogelijk was om binnen zes weken alternatieve huisvesting voor de 16 arbeidsmigranten te vinden. Tijdens de zitting op 21 oktober 2021 zijn verschillende partijen verschenen, waaronder de echtgenote van verzoeker en vertegenwoordigers van de derde partijen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen op basis van de kans van slagen van het bezwaar, omdat er onduidelijkheid bestaat over de vraag of er sprake is van een overtreding van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft echter een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het belang van verzoeker om dakloosheid van de arbeidsmigranten te voorkomen zwaarder weegt dan het belang van de gemeente bij snelle handhaving. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is de gemeente veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van €1.496,- en moet het griffierecht van €181,- worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3980

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. O.H. Minjon),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder
(gemachtigde: A.A. de Bruin).
Als derde-partijen neemt aan het geding deel:

[derde partij 1] B.V.,

(gemachtigde: mr. J.S.V. Vossen).
en

[derde partij 2] , te [woonplaats]

[derde partij 3], te [woonplaats]
[derde partij 4] ,te [woonplaats]

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker gelast om het gebruik van de verdieping van het pand [adres] voor de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan binnen zes weken te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van €30.000,- ineens.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 oktober 2021 op zitting behandeld. [naam 1] , de echtgenote van verzoeker, is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor [derde partij 1] B.V. is verschenen, [naam 2] , directeur van [derde partij 1] B.V., bijgestaan door haar gemachtigde. [derde partij 3] en [derde partij 4] zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Feiten
2.1
Verzoeker is sinds 2014 eigenaar van het perceel [adres] (het pand). Het pand is gelegen in het bestemmingsplan ‘Anna Paulowna’ (het bestemmingsplan) en heeft de bestemming ‘horeca’. De vestiging van horecabedrijven categorie 1,2 en 4 is ter plaatse toegestaan. De benedenverdieping van het pand wordt gebruikt als restaurant (horecabedrijf 2). [derde partij 1] B.V. ( [derde partij 1] ) huurt de bovenverdieping van verzoeker om arbeidsmigranten te huisvesten.
2.2
Naar aanleiding van handhavingsverzoeken van [derde partij 2] , [derde partij 3] en
[derde partij 4] hebben toezichthouders op 19 april 2021 een controle uitgevoerd. De toezichthouders constateerden dat de bovenverdieping gebruikt wordt voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Bij de controle zijn 16 personen aangetroffen. Bovendien voldeed de verdieping niet aan de brandveiligheidseisen. Tijdens een controle op 4 augustus 2021 constateerden de toezichthouders dat de verdieping was voorzien van acht slaapkamers voor twee personen, een slaapkamer voor één persoon en een gemeenschappelijke badkamer. Zij troffen 15 personen aan en constateerden wederom dat de verdieping niet voldeed aan de brandveiligheidseisen.
2.3.
Op 16 juni 2021 heeft verweerder aan verzoeker het voornemen uitgebracht tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
2.4
Bij besluit van 9 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker gelast om het gebruik van de verdieping van het pand [adres] voor de huisvesting van arbeidsmigranten in strijd met het bestemmingsplan binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van een dwangsom van €30.000,- ineens. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage.
Belanghebbendheid
4. Zowel verzoeker als [derde partij 1] willen het huidige gebruik in stand houden. Het bestreden besluit is alleen gericht aan verzoeker. Verweerder merkt [derde partij 1] in het verweerschrift aan als mede overtreder. De voorzieningenrechter merkt [derde partij 1] daarom aan als belanghebbende bij deze procedure.
Het verzoek
5. Verzoeker beoogt met het verzoek om een voorlopige voorziening het gebruik van het pand als huisvesting van arbeidsmigranten voort te kunnen zetten. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat in het pand 16 arbeidsmigranten verblijven en het niet mogelijk is om voor hen binnen zes weken andere huisvesting te vinden. Voorts heeft verzoeker verklaard dat de Locatie [locatie] vol is en de arbeidsmigranten op straat komen te staan als geen voorlopige voorziening getroffen wordt.
Beoordeling van het verzoek
6.1.
In deze zaak dienen twee hoofdvragen te worden beantwoord.
De eerste vraag is of een beroep kan worden gedaan op het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Verzoeker voert aan dat geen sprake is van een overtreding omdat op 12 november 2008 aan de toenmalige eigenaar van het perceel een vergunning is verleend voor de huisvesting van arbeidsmigranten. Deze vergunning is destijds verleend voor het uitbreiden van het bestaande hotel met 17 kamers ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders. Dit gebruik is onafgebroken voortgezet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen beroep gedaan kan worden op het overgangsrecht omdat geen sprake is van voortgezet gebruik. Vanaf 2015 tot 2017 heeft er een hotel-restaurant in het pand heeft gezeten. Voorts blijkt uit niets dat gebruik is gemaakt van de bouwvergunning uit 2008 of dat het beoogde gebruik heeft plaats gevonden.
De tweede vraag is of [derde partij 1] B.V. kan worden aangemerkt als een horecabedrijf categorie 4. Daarbij is het niet relevant of [derde partij 1] B.V. naast het verstrekken van bedrijfsmatig logies ook nog andere activiteiten verricht, aldus verzoeker. Verzoeker verwijst daarbij naar de toelichting op het concept bestemmingsplan ‘Facetplan logies’ (het concept bestemmingsplan) dat op 27 april 2021 ter inzage is gelegd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat [derde partij 1] B.V. geen horecabedrijf is dat logies verstrekt, omdat logies kortdurend verblijf is. Volgens het concept bestemmingsplan is bij verblijf van 14 dagen of langer sprake van tijdelijke huisvesting. Het gebruik van de bovenverdieping duidt op kamergewijze verhuur. Voorts ontbreken hotelvoorzieningen.
6.2.
De voorzieningenrechter is op basis van het verhandelde ter zitting tot de conclusie gekomen dat, gelet op de stand van zaken waarin het geschil zich bevindt, de zaak zich niet leent voor het geven van een voorlopig oordeel over de kans van slagen van het bezwaar.
Of sprake is van onafgebroken voortgezet gebruik zoals in geschil in de eerste hoofdvraag is de voorzieningenrechter uit de stukken niet duidelijk geworden. Partijen kunnen hierover in bezwaarfase nog bewijsposities innemen. Of [derde partij 1] B.V. kan worden aangemerkt als een horecabedrijf categorie 4, zoals geschil in de tweede hoofdvraag, hangt samen met de vraag hoe “logies” dient te worden gedefinieerd. Dit is een meer principiële vraag die zich bij uitstek leent voor beantwoording in een eventueel bodemgeschil, waarbij niet kan worden uitgesloten dat die beoordeling dient plaats te vinden door een meervoudige kamer.
6.3.
Omdat de voorzieningenrechter niet toekomt aan een voorlopig oordeel over het bestreden besluit, beperkt hij zich tot een belangenafweging.
Ter zitting is vast komen te staan dat het niet op korte termijn mogelijk is om vervangende huisvesting te vinden voor de 16 arbeidsmigranten die in het pand verblijven. Onweersproken is door verzoeker gesteld dat de Locatie [locatie] vol is en ook overige opvanglocaties in de omgeving vol zitten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoeker om dakloosheid van de in het pand verblijvende arbeidsmigranten te voorkomen zwaarwegender is dan het belang van verweerder bij snelle handhaving. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
Het treffen van een voorlopige voorziening
7. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen, in die zin dat het bestreden besluit zal worden geschorst tot 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Proceskosten en griffierecht
8. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
9. Tevens dient verweerder het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 9 augustus 2021 tot 6 weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:31d
Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:32a
1. De last onder dwangsom omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.
Artikel 5:32b
1. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast hetzij op een bedrag ineens, hetzij op een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last.
2. Het bestuursorgaan stelt tevens een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
3. De bedragen staan in redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.
Artikel 5:33
Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1
1Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
(…)
c.het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
Bestemmingsplan Anna Paulowna
1.43
horecabedrijf:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie;
1.44
horecabedrijf, categorie 1:
een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petit-restaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.45
horecabedrijf, categorie 2:
een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
1.46
horecabedrijf categorie 3:
een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ‘s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
1.47
horecabedrijf categorie 4:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
Artikel 15 Horeca
15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. horecabedrijven, categorie 1, 2 en 4;
b. bedrijfswoningen, met dien verstande dat per bedrijf niet meer dan het bestaande aantal bedrijfswoningen is toegestaan, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
 niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
 alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
 geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
 geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
 het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
 er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
 degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
 er geen activiteiten ten aanzien van een seksinrichting worden uitgeoefend;
 er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
 er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt,
met de daarbij behorende:
c. tuinen, erven en terreinen;
d. wegen en paden;
e. groenvoorzieningen;
f. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
h. water.
Facetplan logies (vastgesteld 19 september 2021)
2.1
Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor tijdelijke huisvesting met uitzondering van bestaande tijdelijke huisvesting, dan wel de reeds vergunde tijdelijke huisvesting ten tijde van het tervisie leggen van het ontwerp van dit plan.
2.2
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 voor het huisvesten van tijdelijke medewerkers indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals gesteld in de 'beleidsregels logiesfuncties tijdelijke medewerkers Hollands Kroon', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze regeling gedurende de planperiode, welke door de gemeenteraad is vastgesteld.
4.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.