ECLI:NL:RBNHO:2021:1058

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
8 februari 2021
Zaaknummer
15/186515-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Professionele handel in harddrugs en wapenbezit door verdachte in Den Helder

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte, geboren in 2000 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten die plaatsvonden op of omstreeks 18 juli 2020 in Den Helder. De tenlastelegging omvatte het bezit van cocaïne, MDMA, 2C-B, LSD en amfetamine, evenals het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III. Tijdens de openbare terechtzitting op 12 januari 2021 heeft de verdachte bekend en zijn raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het medeplegen van de feiten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van het medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank heeft echter de andere feiten bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en diverse proces-verbaal van bevindingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook bepaald dat de in beslag genomen telefoons en geldbedrag verbeurd worden verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/186515-20
Uitspraakdatum: 26 januari 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Boheur en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na toegestane aanpassing van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 18 juli 2020 te Den Helder, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 2,84 gram cocaïne en/of
- 965 pillen 2C-B en/of
- 2 tabletten en/of 2,2 gram MDMA en/of
- 10 zegels LSD en/of
- 198,3 gram amfetamine
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of 2C-B en/of MDMA
en/of LSD en/of amfetamine, althans zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2
hij op of omstreeks 18 juli 2020 te Den Helder een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (van het merk en/of type Ekol Volga, kaliber 9 mm) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
Feit 3hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 18 juli 2020 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van:
- amfetamine en/of
- 2C-B en/of
- LSD en/of
- MDMA en/of
- cocaïne,
althans (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen. Het dossier biedt onvoldoende bewijs om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking, er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering. De verdachte dient van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 3De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon, waarin WhatsApp-gesprekken over zijn handel in verdovende middelen zijn aangetroffen, heeft overgenomen. In veel van de aangetroffen WhatsApp-gesprekken in voornoemde mobiele telefoon wordt een prijslijst gestuurd uit naam van [naam] . Hierin wordt gesproken over ‘we’ en ‘ons’. Hierover heeft verdachte verklaard dat hij de tekst van [naam] uit gemak en onbewust heeft gebruikt en dat hij alleen handelde in de verdovende middelen. Zoals ook de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank, mede gelet op verdachte’s hiervoor genoemde, niet onlogische toelichting op de betreffende berichten, van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen, niet is komen vast te staan.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten, op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2020 (dossierpagina’s 18 en 19);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 22 juli 2020 (dossierpagina’s 33 en 34);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 24 juli 2020 (dossierpagina’s 169 tot en met 175);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 25 augustus 2020 (dossierpagina’s 176 tot en met 178);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van 25 augustus 2020, met zaaknummer 2020.07.22.031 (aanvraag 005), opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong (dossierpagina 180);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van 22 juli 2020, met zaaknummer 2020.07.22.031 (aanvraag 002), opgemaakt door ing. N. van Doorn (dossierpagina 181);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van 22 juli 2020, met zaaknummer 2020.07.22.031 (aanvraag 001), opgemaakt door ing. N. van Doorn (dossierpagina 182);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDENT van 22 juli 2020, met zaaknummer 2020.07.22.031 (aanvraag 003), opgemaakt door ing. N. van Doorn (dossierpagina 183);
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Identificatie van drugs en precursoren van 14 augustus 2020, met zaaknummer 2020.07.22.031 (aanvraag 004), opgemaakt door ing. P.H. Wallinga (dossierpagina’s 184 en 185);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 16 september 2020 (pagina 187)
Feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2020 (dossierpagina’s 18 en 19);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 juli 2020 (dossierpagina’s 22 en 23);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen van 18 juli 2020 (dossierpagina’s 204 en 205);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek vuurwapen/munitie van 8 september 2020 (dossierpagina’s 207 tot en met 209);
Feit 3
  • de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 18 juli 2020 (dossierpagina’s 18 en 19);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2020 (dossierpagina’s 52 en 53);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2020 (dossierpagina’s 56 tot en met 80);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2020 (dossierpagina’s 86 tot en met 89);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2020 (dossierpagina’s 90 tot en met 156);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2020 (dossierpagina’s 162 tot en met 167).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1hij op 18 juli 2020 te Den Helder, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 2,84 gram cocaïne en
- 965 pillen 2C-B en
- 2 tabletten en 2,2 gram MDMA en
- 10 zegels LSD en
- 198,3 gram amfetamine,
zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
hij op 18 juli 2020 te Den Helder een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het merk Ekol Volga, kaliber 9 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2020 tot en met 18 juli 2020 te Den Helder, althans in Nederland, meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van:
- amfetamine en
- 2C-B en
- LSD en
- MDMA en
- cocaïne,
althans telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van de door haar bewezen geachte feiten gevorderd dat:
- dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals deze zijn weergegeven in haar advies van 1 oktober 2020.
6.2
Standpunt van de verdediging
Gelet op de samenloop van de feiten 1 en 3, de LOVS-richtlijnen, de persoon van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, heeft de raadsman de rechtbank verzocht aan hem een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens dient het advies van de reclassering met de daarin genoemde bijzondere voorwaarden te worden gevolgd.
Subsidiair heeft de raadsman een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren bepleit. Meer subsidiair heeft hij de rechtbank verzocht aan verdachte naast voornoemde straf, een taakstraf op te leggen.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht in het voordeel rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd, vrijwel blanco strafblad en de zware detentie, waarin hij fors is mishandeld. Tevens heeft de verdachte reeds in een vroeg stadium van het strafproces een open proceshouding getoond.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft – kort gezegd – harddrugs aanwezig gehad en hierin professioneel gehandeld. De grote verscheidenheid van drugs die onder hem in beslag zijn genomen (cocaïne, amfetamine, MDMA, 2CB en LSD), het gebruik van drie telefoons door verdachte voor het onderhouden van contacten met gebruikers en het bij verdachte aangetroffen handelsgeld van € 397,00 duiden hierop. De verdachte bewaarde tevens een aanzienlijke (handels)hoeveelheid aan verdovende middelen in zijn woning.
Dit zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het betrof een alarmpistool dat is getransformeerd tot vuurwapen waarmee het mogelijk is om scherpe munitie af te vuren. Daarbij is voornoemd vuurwapen in half geladen toestand aangetroffen in het tasje dat verdachte bij zich droeg. De patroonhouder was geladen met meerdere patronen, met als bovenste patroon één scherpe patroon. Dit levert een ernstig feit op nu ongecontroleerd wapenbezit onaanvaardbare risico’s en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verder heeft de rechtbank met betrekking tot de persoon van verdachte nog gelet op het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies, gedateerd 1 oktober 2020 van [reclasseringswerkster] als reclasseringswerkster verbonden aan Reclassering Nederland. De reclassering geeft aan dat het middelengebruik van verdachte mogelijk risicovoller is dan dat hijzelf aangeeft. Gelet op de onvoldoende informatie hieromtrent zou een controle op middelengebruik hier inzicht in kunnen geven. Daarnaast acht de reclassering een cognitieve vaardighedentraining geïndiceerd om verdachte inzicht te kunnen geven in zijn delicthandelen en de gevolgen van de keuzes die hij daarin maakt. De reclassering adviseert daarom een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het meewerken aan middelencontrole. De rechtbank neemt dit advies over.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De door de reclassering geadviseerde voorwaarden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
De rechtbank heeft ten voordele van verdachte in aanmerking genomen, dat verdachte door de directe bekentenis van de drugsfeiten ervan heeft blijk gegeven het laakbare van zijn eigen handelen in te zien. Voorts is in de jeugdige leeftijd van verdachte aanleiding gevonden de op te leggen straf enigszins te matigen.

7.Bijkomende straffen

De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen iPhone en geldbedrag van € 397,60 verbeurd worden verklaard. Ook op de iPhone zijn gesprekken over verdovende middelen aangetroffen. Tevens is op de iPhone een toegangscode gevonden voor de Huawei telefoon, waarmee verdachte handelde in verdovende middelen. Hiermee is de iPhone een voorwerp geworden dat heeft gediend tot het uitvoeren van de handel in verdovende middelen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de twee Huawei telefoons, de Samsung telefoon en het geldbedrag van € 397,60 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De iPhone heeft hij verzocht terug te geven aan verdachte, nu deze telefoon niet werd gebruikt voor de handel in harddrugs.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee Huawei telefoons, een Samsung telefoon en een iPhone, dienen te worden verbeurd verklaard, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde onder feit 1 en 3 is begaan. Met betrekking tot de iPhone overweegt de rechtbank dat ook in die telefoon communicatie is aangetroffen ten behoeve van de handel in verdovende middelen.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 397,60, aan verdachte toebehorend, dient eveneens te worden verbeurd verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het handelsgeld betreft, nu dit bedrag geheel of grotendeels door middel van het bewezenverklaarde feit 3 is verkregen.

8.Vermogensmaatregel

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een vuurwapen en munitie, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de bewezen verklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan. De rechtbank acht het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet.
9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten zijn onder andere aangetroffen en in beslag genomen laptop en geldbedrag van € 865,00. Met de officier van justitie en raadsman, is de rechtbank van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen voorwerpen, te weten een laptop en geldbedrag van € 865,00, dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet;
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) maanden;
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
drie (3) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
De verdachte zich volgens afspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Drechterwaard 102 te Alkmaar, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
De verdachte neemt actief deel aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider. De trainer zal voorafgaand aan de training de Scil (vragenlijst) afnemen om na te gaan of voor zijn intelligentieniveau de COV+ geïndiceerd is.
De verdachte werkt mee aan controle van gebruik van drugs (cannabis) om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Stelt dat de verdachte is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking, te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft aan voornoemde reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 2 stuks Huawei telefoons
- 1 stuk Samsung telefoon
- 1 stuk Apple iPhone
- 1 stuk HP Computer (portable)
- 1 stuks geld 397,60 EUR
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 stuk vuurwapen
- Munitie (knalpatronen)
Gelast de teruggave aan verdachte van € 865,00.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.J. van Duijvenvoorde-Richters, voorzitter,
mrs. I.A.M. Tel en C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2021.
mr. S.J. van Duijvenvoorde-Richters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.