ECLI:NL:RBNHO:2021:10575

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
18 november 2021
Zaaknummer
9234361 BZ VERZ 21-4205 JM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkomingen van de bewindvoerder bij het opheffen van bewind na het verkrijgen van een schone lei

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een rechthebbende en haar bewindvoerder, Budgetondersteuning Nederland B.V. De rechthebbende, die problematische schulden had, had op 11 februari 2019 een schone lei gekregen, maar de bewindvoerder heeft verzuimd om het bewind tijdig op te heffen. De rechthebbende heeft zich beklaagd dat zij niet op de hoogte is gesteld van haar recht om het bewind op te heffen, wat haar financieel heeft benadeeld. De bewindvoerder heeft gereageerd door te stellen dat het niet zijn taak is om cliënten te wijzen op het opheffen van het bewind en dat de kosten voor de bewindvoering grotendeels door de gemeente zijn vergoed.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder tekort is geschoten in zijn taak, aangezien het bewind uiterlijk op 15 februari 2020 had moeten worden beëindigd. De rechthebbende heeft recht op schadevergoeding voor de kosten die zij heeft moeten maken na het verkrijgen van de schone lei. De kantonrechter heeft de schade berekend op € 732,86, bestaande uit de kosten voor de bewindvoering over vier maanden en de kosten voor de eindrekening en verantwoording. De bewindvoerder is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de rechthebbende.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechthebbende kan binnen drie maanden na de uitspraak hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 9234361 \ BZ VERZ 21-4205 JM
Uitspraakdatum: 12 november 2021

Beschikking van de kantonrechter

in het bewind van:
[rechthebbende] ,
geboren te [land] , op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: [rechthebbende] .

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • de klacht van [rechthebbende] met bijlagen, ter griffie ingekomen op 25 mei 2021;
  • een aanvulling op de klacht, ter griffie ingekomen op 8 juli 2021;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 9 juli 2021;
  • een aanvulling op het verweer, ter griffie ingekomen op 23 augustus 2021;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling;
  • de brief van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen 12 oktober 2021.

Beoordeling

Bij beschikking van 3 november 2014 is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] als gevolg van het hebben van problematische schulden. Budgetondersteuning Nederland B.V. [hierna ook te noemen: de bewindvoerder] is bij deze beschikking benoemd tot bewindvoerder. Dit bewind is bij beschikking van 19 mei per 2 juni 2021 opgeheven, omdat de noodzaak niet meer aanwezig is.
[rechthebbende] beklaagt zich erover dat de bewindvoerder haar niet erop heeft geattendeerd dat zij zelfstandig een verzoek kon doen om het bewind op te heffen. Zij vindt dat zij hierdoor benadeeld is en dat de bewindvoerder gebruik heeft gemaakt van haar onwetendheid. De bewindvoerder heeft volgens [rechthebbende] zich hierdoor op een oneerlijke wijze verrijkt. Zo stelt [rechthebbende] dat de bewindvoerder niet aan haar kenbaar heeft gemaakt dat de vergoeding voor de eindrekening en verantwoording van € 254,10 (inclusief BTW) zou worden afgeschreven. De afschrijving hiervan kwam voor [rechthebbende] als een complete verrassing. Daarnaast heeft de bewindvoerder volgens [rechthebbende] , nadat zij haar baan in september 2020 kwijtraakte, geen bijzondere bijstand aangevraagd voor de vergoeding voor het bewind. Hierdoor teerde [rechthebbende] in op haar spaarpotje. Naar de mening van [rechthebbende] is zij inmiddels vier jaar schuldenvrij en niet twee jaar, zoals de bewindvoerder stelt.
[rechthebbende] verzoekt de kantonrechter om de bewindvoerder te veroordelen tot betalen van een schadevergoeding ter hoogte van een bedrag van € 5.745,12 vanwege het door de bewindvoerder niet aangevraagde bijzondere bijstand voor de vergoeding van het bewind over de laatste vier jaar van het bewind en de bewindvoerder te veroordelen tot het terugbetalen van de vergoeding van € 254,10 voor de eindrekening en verantwoording.
De bewindvoerder heeft op de klacht van [rechthebbende] gereageerd door het indienen van het gespreksverslag van het gesprek dat de bewindvoerder op 18 juni 2021 met [rechthebbende] heeft gevoerd. De bewindvoerder geeft aan dat [rechthebbende] sinds 11 februari 2019 een schone lei heeft gekregen. Het is voor de bewindvoerder een raadsel hoe [rechthebbende] aan vier jaar schuldenvrij komt. Voorts voert de bewindvoerder aan dat het niet als zijn taak ziet cliënten te wijzen op het mogelijk opheffen van het bewind zodra men een schone lei heeft. Een groot deel van de kosten voor de bewindvoering zijn vergoed door de gemeente.
Het ligt, volgens de bewindvoerder, niet op zijn weg om cliënten te informeren over de hoogte van de eindafrekening. Daarnaast valt het hem niet aan te verwijten dat [rechthebbende] in een aantal situaties haar buffer niet wenst aan te spreken. De bewindvoerder verzoekt de kantonrechter de klachten ongegrond te verklaren en het verzoek hem veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding af te wijzen.
De klacht is op de mondelinge behandeling van 11 oktober 2021 behandeld.
Op 12 oktober 2021 heeft de bewindvoerder, desgevraagd, een nadere toelichting gegeven over de bijzondere bijstand voor de vergoeding voor het bewind. De bewindvoerder geeft aan dat [rechthebbende] pas sinds februari 2021 geen bijzondere bijstand meer heeft ontvangen. De bewindvoerder vindt dat [rechthebbende] geen schade heeft geleden. Zij heeft niet eerder gevraagd het bewind te beëindigen, hij heeft tot dat het bewind beëindigd werd uitvoering gegeven aan het bewind, en [rechthebbende] heeft nooit aangegeven dat zij niet tevreden zou zijn over de wijze waarop het bewind is gevoerd.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting oordeelt de kantonrechter als volgt.
Het bewind is ingesteld om grond van problematische schulden. Wanneer de schulden zijn opgelost vervalt de grond van het bewind. De kantonrechter is van oordeel dat het de taak van de bewindvoerder is om zijn client hiervan op de hoogte te stellen en te bespreken wat de gevolgen zijn van het vervallen van de grond van bewind.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er dan drie mogelijkheden:
- Het bewind wordt op verzoek van de bewindvoerder dan wel van betrokkene
opgeheven;
- Er wordt gekozen voor een zelfredzaamheidstraject, waarbij de rechtbank Noord-
Holland aanhoudt dat het jaar na het oplossen van de schulden hiervoor kan worden benut;
- Er wordt een verzoek ingediend tot wijziging van de grond van het bewind.
De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder hier tekort geschoten in zijn taak als bewindvoerder.
Vast is komen te staan dat [rechthebbende] op 11 februari 2019 een schone lei heeft gekregen. Het bewind had derhalve uiterlijk 15 februari 2020 dienen te worden beëindigd.
In beginsel dienen de kosten voor het bewind vanaf deze datum terug betaald te worden.
Echter is vast komen te staan dat [rechthebbende] sinds februari 2021 pas geen bijzondere bijstand meer heeft ontvangen voor de kosten van het bewind en dat vanaf dit moment zij deze kosten zelf heeft moeten dragen.
De schade voor [rechthebbende] bestaat naar het oordeel van de kantonrechter uit de vergoeding van de bewindvoerderskosten over de maanden die voor haar rekening zijn gekomen, te weten 4 maanden telkens € 119,69 alsmede voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording te weken een bedrag van € 254,10. Hiermee komt het totaal bedrag dat door de bewindvoerder als schadevergoeding aan [rechthebbende] betaald dient te worden op € 732,86
De kantonrechter zal de bewindvoerder veroordelen tot betaling van dit bedrag.

beslissing

De kantonrechter:
- stelt vast dat Budgetondersteuning Nederland B.V. toerekenbaar tekort is geschoten in zijn taak als bewindvoerder en dat [rechthebbende] hierdoor schade heeft geleden;
- veroordeelt Budgetondersteuning Nederland B.V. tot het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van een bedrag van € 732,86;
- Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat).