ECLI:NL:RBNHO:2021:10381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
HAA 21/2665
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van verzet en beroep inzake omgevingsvergunning door de Rechtbank Noord-Holland

Op 22 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. [X] had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning, ingediend op 17 april 2019. De rechtbank had eerder, op 18 augustus 2021, het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van €100,- per dag voor overschrijding van deze termijn, tot een maximum van €15.000,-. Tegen deze uitspraak heeft zowel [X] als het college verzet ingesteld.

Tijdens de zitting op 8 november 2021 is het verzet behandeld. [X] voerde aan dat het college in verzuim was en dat de opgelegde dwangsom niet effectief was. Het college stelde dat het niet mogelijk was om binnen de gestelde termijn te beslissen vanwege de noodzaak van een ontwerp-vvgb van de gemeenteraad. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak ten onrechte buiten zitting was gedaan en verklaarde het verzet gegrond. Dit betekende dat de eerdere uitspraak verviel en het onderzoek werd hervat.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en legde het college op om binnen veertien weken na de uitspraak te beslissen op de aanvraag. Tevens werd de dwangsom herzien, met een bedrag van €100,- voor de eerste twee weken en €250,- voor de daaropvolgende periode, met een maximum van €36.100,-. De rechtbank veroordeelde het college ook in de proceskosten van [X]. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/2665 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2021 op het verzet van

[X] (hierna: [X]), te [Z], opposante

(gemachtigde: mr. S.A. de Graaff)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: het college),geopposeerde.

en uitspraak in de beroepszaak tussen

[X],

en

het college.

Procesverloop

[X] heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing door het college op de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de ontwikkeling van een deel van het perceel aan de [a] te [Z] van 17 april 2019.
Bij uitspraak van 18 augustus 2021 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, het college opgedragen binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken en bepaald dat het college aan [X] een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is het college veroordeeld in de proceskosten en is het college opgedragen het griffierecht te vergoeden.
[X] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het college heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Het college heeft op 22 oktober 2021 op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
[X] heeft op 28 oktober 2021 aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft het verzet op 8 november 2021 op zitting behandeld. Namens [X] is verschenen haar gemachtigde samen met meneer [A]. Namens het college zijn mevrouw [B] en meneer [C] verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat niet tijdig is beslist op de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de ontwikkeling van een deel van het perceel aan de [a] te [Z] van 17 april 2019.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de verzetrechter uitsluitend de buitenzittingsuitspraak.
3. [X] voert tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat de vergunningsprocedure in 2019 van start is gegaan. Het college is ruimschoots in verzuim te beslissen. De termijn is meermaals verschoven en ook de looptijd is opgeschort geweest. De hoogte van de dwangsom zoals die met de aangevallen uitspraak is opgelegd sluit niet aan bij wat [X] heeft verzocht en dient niet het doel dat de dwangsom hoort te dienen, namelijk het effectief dwingen om tijdig een beslissing te nemen. Gelet op de zwaarwichtige financiële positie van de gemeente en het belang van [X] bij tijdige besluitvorming dient een vele malen hogere dwangsom opgelegd te worden. Het dossier is uiterst politiek beladen. De rechtbank beschikt over de mogelijkheid om van het geldende beleid af te wijken, nu bij deze kwestie zeer grote belangen gemoeid zijn en de gemeente een zeer weigerachtige houding aanneemt.
4. Het college voert tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat het onmogelijk was om binnen de termijn van twee weken te beslissen op de aanvraag van [X] aangezien er een ontwerp-vvgb van de gemeenteraad benodigd is. Het college verzoekt om een redelijke termijn toe te kennen om een besluit te nemen op de aanvraag.
5. De verzetrechter oordeelt als volgt. Uit wat partijen hebben aangevoerd, volgt dat de rechtbank in de buitenzittinguitspraak ten onrechte het beroep kennelijk buiten zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buitenzittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buitenzittinguitspraak werd gedaan. De rechtbank zal op grond van artikel 8:55, tiende lid, van de Awb niet alleen uitspraak op het verzet, maar ook op het beroep doen.
6. Gegeven het verhandelde ter zitting zijn partijen als volgt overeengekomen zoals wordt vastgelegd in het hierna volgende dictum. Het beroep is gegrond.
7. Nu beide verzetten gegrond worden verklaard bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling in verzet. Nu het beroep gegrond wordt verklaard veroordeelt de rechtbank het college in de door [X] voor het beroep gemaakte proceskosten.
8. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 374,-.
9. Uit de gegrondverklaring van het beroep volgt dat het college het betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,- dient te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de verzetten gegrond;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op uiterlijk binnen veertien weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden te beslissen op de aanvraag
  • bepaalt dat het college een aan [X] te betalen dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, en wel ter hoogte van:
 €100,00 voor de eerste twee weken; en
 €250,00 voor de daaropvolgende periode
met een maximum van de gehele dwangsom van €36.100,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist op het verzet geen rechtsmiddel open. Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.