ECLI:NL:RBNHO:2021:10367

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
17 november 2021
Zaaknummer
HAA 21/3186 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake machtiging en beroepschrift

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [opposante] V.O.F. tegen een eerdere uitspraak van 24 september 2021, waarin het beroep van [opposante] niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat [opposante] de vereiste machtiging en het ondertekende beroepschrift te laat had ingediend. De termijn voor indiening eindigde op 31 augustus 2021, maar de documenten werden pas op 8 september 2021 ingediend, wat na de gestelde termijn was.

In het verzet voerde [opposante] aan dat er op 8 september 2021 telefonisch contact was geweest over de tijdigheid van de zaak en dat de vakantieperiodes het moeilijk maakten om aan de termijnen te voldoen. De rechtbank oordeelde echter dat, ongeacht de omstandigheden, [opposante] niet tijdig had gereageerd op het verzoek om machtiging en dat het niet indienen van een verzoek om uitstel ook niet kon worden geaccepteerd. De rechtbank benadrukte dat de termijnen uit de Algemene wet bestuursrecht dwingend zijn en dat er geen ruimte is voor uitzondering op basis van financiële belangen.

De verzetrechter concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden dan in de eerdere uitspraak. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de eerdere uitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3186 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2021 op het verzet van

[opposante] V.O.F. (hierna: [opposante] ), te [plaats] , opposante

(gemachtigde: I. Witte).

Procesverloop

[opposante] heeft tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) van 19 januari 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 24 september 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
[opposante] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
[opposante] heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb [1] biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposante] de verzochte machtiging en een ondertekend beroepschrift na de gestelde termijn heeft ingediend.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is.
3. [opposante] voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat op 8 september 2021 nog telefonisch contact is geweest betreffende de tijdigheid van de zaak en of deze nog in behandeling werd genomen. Hierop is positief geantwoord. Tevens was het gezien de vakantieperiodes lastig om aan alle termijnen te voldoen. De machtiging heeft hierdoor langer op zich moeten laten wachten dan gewenst. De overige papieren zijn tijdig verstuurd, hierdoor was de inhoud van de zaak tijdig aanwezig. De zaak dient in behandeling te worden genomen gezien het belang van de zaak, niet alleen wat betreft de financiën maar ook qua communicatie vanuit het Uwv, aldus [opposante] .
4.1
De verzetrechter overweegt hierover als volgt. Een beroep kan niet-ontvankelijk verklaard worden als geen machtiging aan de rechtbank is toegestuurd binnen de termijn die de rechtbank in haar verzoek om die machtiging heeft gesteld [2] . Bij aangetekende brief van dinsdag 3 augustus 2021 heeft de rechtbank [opposante] verzocht om binnen vier weken een schriftelijke machtiging toe te zenden en het beroepschrift te ondertekenen. De termijn eindigde dus op dinsdag 31 augustus 2021. [opposante] heeft bij brief van 8 september 2021 (ontvangen door de rechtbank op 13 september 2021) de door de rechtbank verzochte machtiging en een ondertekend beroepschrift ingediend. Dat is na het verstrijken van de gestelde termijn. Als het voor [opposante] vanwege de vakantieperiode lastig was om aan alle termijnen te voldoen, had het op haar weg gelegen om een verzoek om uitstel te doen. Dat heeft zij niet gedaan. De stelling van [opposante] dat zij op 8 september 2021 telefonisch contact heeft gehad, maakt niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht. [opposante] heeft immers pas ná het verstrijken van de hersteltermijn contact gezocht. De verzetrechter heeft in wat in het verzetschrift is aangevoerd dan ook geen aanknopingspunten gevonden welke kunnen leiden tot de conclusie dat [opposante] het verzuim niet kan worden tegengeworpen.
4.2
Ter informatie merkt de verzetrechter nog op dat de termijnen uit de Awb dwingend en van openbare orde zijn. De wet laat geen ruimte om bijvoorbeeld wegens financiële belangen niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten.
5. In wat [opposante] heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 24 september 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht
2.Dit volgt uit artikel 6:6 Awb, in combinatie met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, Awb en artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.