Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had op 26 mei 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, die op 17 mei 2021 was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep op 13 september 2021 niet-ontvankelijk, omdat de opposant het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn had voldaan. Hierop heeft de opposant verzet ingesteld.
In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De opposant voerde aan dat de rechtbank een onjuist huisnummer had gebruikt in de correspondentie, wat volgens hem de reden was dat hij geen kennis had kunnen nemen van de uitspraak. De rechtbank erkende dat er een onjuist adres was gebruikt en dat de opposant daardoor niet op de hoogte was gesteld van de uitspraak. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat het verzet gegrond was.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere buiten-zittinguitspraak vervalt. De rechtbank zal het onderzoek hervatten in de stand waarin het zich bevond voordat de buiten-zittinguitspraak werd gedaan. De opposant krijgt de gelegenheid om alsnog het verschuldigde griffierecht te betalen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.