ECLI:NL:RBNHO:2021:10327
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verwijzing naar de juiste procedure voor nakoming van echtscheidingsconvenant
In deze zaak hebben [eiseres] en [eiser] op 3 augustus 2021 een vordering ingesteld tegen [gedaagde], hun ex-echtgenoot, met betrekking tot de nakoming van een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan dat op 16 maart 2018 was ondertekend. [gedaagde] heeft hierop gereageerd met een incidentele conclusie en een voorwaardelijke tegenvordering. De kantonrechter heeft in deze procedure vastgesteld dat de vorderingen van [eiseres] en [eiser] niet op de juiste wijze zijn ingeleid, aangezien de Hoge Raad heeft bepaald dat in zaken betreffende levensonderhoud de verzoekschriftprocedure dwingend voorgeschreven is, ook als er een overeenkomst is gesloten. Hierdoor is de kantonrechter van oordeel dat hij onbevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen.
De kantonrechter heeft besloten de zaak door te verwijzen naar de civiele rechter, sectie Familie en Jeugd, locatie Alkmaar, waar de procedure zal worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure. De proceskosten worden toegewezen aan [eiseres] en [eiser], omdat zij ongelijk krijgen in het incident. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat na de verwijzing een verhoogd griffierecht verschuldigd kan zijn, afhankelijk van de meest recente griffierechttabellen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B. Voogd op 17 november 2021.