ECLI:NL:RBNHO:2021:10310

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
C/15/315473 / FA RK 21-1922
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging van een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder en haar partner tot gezamenlijk gezag en geslachtsnaamwijziging van hun minderjarige kind. De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad, waaruit de minderjarige is geboren. De vader heeft de minderjarige erkend, maar de moeder heeft van rechtswege het gezag. De minderjarige woont bij de moeder en haar partner, die sinds 1 december 2018 samenwonen. De moeder en de partner hebben verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige en om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in die van de partner.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de partner gedurende een aaneengesloten periode van meer dan een jaar gezamenlijk de zorg voor de minderjarige hebben gehad. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, met de stelling dat het gezamenlijk gezag zou betekenen dat hij uit het leven van de minderjarige zou verdwijnen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen bezwaren geuit tegen het gezamenlijk gezag, maar heeft wel vraagtekens gezet bij de geslachtsnaamwijziging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot gezamenlijk gezag toewijsbaar is, omdat er geen gegronde vrees bestaat dat de belangen van de minderjarige worden verwaarloosd. Wat betreft de geslachtsnaamwijziging heeft de rechtbank geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de geslachtsnaam van de moeder te dragen, gezien de langdurige samenwoning van de moeder en de partner en de afwezigheid van een geregistreerde relatie. De rechtbank heeft het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige in de geslachtsnaam van de moeder toegewezen, terwijl het verzoek tot wijziging in de geslachtsnaam van de partner is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
gezagswijziging en geslachtsnaamwijziging
zaak-/rekestnr.: C/15/315473 / FA RK 21-1922
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 15 november 2021
in de zaak van:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de partner] ,
hierna te noemen: de partner,
beiden wonende op een geheim adres,
advocaat mr. S.M. Wolfert, kantoorhoudende te Leek,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Metin, kantoorhoudende te Arnhem.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure opgeroepen:
de Raad voor de Kinderbeschermingte Haarlem,
hierna te noemen: de Raad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder en de partner van 13 april 2021, ingekomen op 15 april 2021;
- het verweerschrift van de vader van 8 juli 2021 ingekomen op 9 juli 2021.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 oktober 2021 in aanwezigheid van de moeder en de partner, bijgestaan door mr. S.M. Wolfert. Namens de vader is aanwezig mr. M. Metin. Namens de Raad is aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] . Met haar is meegekomen [vertegenwoordiger van de raad] .

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit deze relatie is geboren de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder heeft van rechtswege het gezag over de minderjarige. De minderjarige woont bij de moeder en de partner.
2.3.
De moeder en de partner wonen sinds 1 december 2018 samen.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers hebben verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
I. verzoekers gezamenlijk het gezag over de minderjarige uitoefenen;
II. de geslachtsnaam van de minderjarige primair wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] , subsidiair in [geslachtsnaam] .
3.2.
Verzoekers voeren aan dat de moeder en de vader nooit in gezinsverband hebben geleefd. De relatie tussen de moeder en de vader werd gekenmerkt door huiselijk geweld, zowel fysiek als geestelijk en er is tot twee keer toe een straat- en contactverbod opgelegd aan de vader. Ook thans bedreigt de vader de moeder nog. Op het moment dat de minderjarige ongeveer één jaar oud was, hebben de moeder en de partner een relatie gekregen en sindsdien zorgen zij gezamenlijk voor de minderjarige. Verzoekers wensen de feitelijke situatie te formaliseren en tevens te regelen dat de partner voor de minderjarige zorgt als de moeder iets overkomt. Ter onderbouwing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging hebben verzoekers aangevoerd dat de moeder binnenkort ook de achternaam van de partner gaat gebruiken en het daardoor in het belang van de minderjarige is om de zelfde achternaam te hebben.

4.Verweer

4.1.
De vader heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.
4.2.
De vader is van mening dat het verzoek van de moeder en de partner moet worden afgewezen. Daartoe heeft de vader betoogd dat wanneer de partner wordt belast met het gezag, de vader geheel uit het leven van de minderjarige zal verdwijnen. Er bestaat volgens de vader gegronde vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van de minderjarige worden verwaarloosd. Indien het verzoek tot gezamenlijk gezag van de moeder en haar partner wordt toegewezen, verzoekt de vader het verzoek tot wijzigen van de geslachtsnaam af te wijzen, omdat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet. De minderjarige draagt de achternaam van de vader, hetgeen het laatste stukje is wat zij tastbaar van haar vader heeft en waarmee zij zich kan identificeren met haar vader.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
De Raad heeft ter zitting aangegeven dat er geen beletselen zijn om de moeder en de partner gezamenlijk met het gezag over de minderjarige te belasten. De minderjarige wordt al jaren door hen verzorgd en samen nemen zij beslissingen aangaande de minderjarige. De vader heeft diverse kansen gekregen om een vaderrol te vervullen. Op dit moment zijn er geen verwachtingen dat de vader deze rol op zich zal en kan nemen. De Raad is derhalve van mening dat het verzoek met betrekking tot het gezag in het belang van de minderjarige kan worden toegewezen.
5.2.
Met betrekking tot de geslachtsnaamwijziging geeft de Raad in overweging te kiezen voor de geslachtsnaam van de moeder. De partner heeft twee kinderen waar hij geen contact mee heeft. De Raad zet vraagtekens bij de bestendigheid van deze en elke relatie in het algemeen, terwijl de familierechtelijke betrekking tussen de moeder en de minderjarige altijd blijft bestaan. De Raad acht het daarom verstandig en duurzaam om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen in de geslachtsnaam van de moeder.

6.De beoordeling

gezag
6.1.
De beoordeling van dit verzoek dient te geschieden aan de hand van het bepaalde in artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW).
Artikel 1:253t lid 1 BW bepaalt dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten.
Volgens lid 2 van voormeld artikel wordt, in het geval het kind tevens in familierechtelijke betrekking staat tot een andere ouder, het verzoek slechts toegewezen, indien:
a. de ouder en de ander op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor het kind hebben gehad, en
b. de ouder die het verzoek doet op de dag van het verzoek gedurende tenminste een aaneengesloten periode van drie jaren alleen met het gezag belast is geweest.
Artikel 1:253t lid 3 BW bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden en hetgeen de moeder en de partner ter onderbouwing van het verzoek hebben aangevoerd, kan worden aangenomen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking (het zogeheten family life) tussen de partner en de minderjarige, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europese verdrag van de rechten van de mens (EVRM). Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldaan aan het bepaalde in artikel 1:253t lid 1 BW.
6.3.
Gebleken is dat de moeder en de partner op de dag van het verzoek gedurende ten minste een aaneengesloten periode van een jaar onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek gezamenlijk de zorg voor de minderjarige hebben gehad en dat de moeder op de dag van het verzoek gedurende ten minste drie jaren alleen met het gezag belast is geweest. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat aan de in artikel 1:253t lid 2 BW genoemde voorwaarden, voor zover betwist, is voldaan.
6.4.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek als op de wet gegrond toewijzen. Daarbij is van feiten en/of omstandigheden waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van de minderjarige zouden worden verwaarloosd als bedoeld in artikel 1:253t lid 3 BW niet gebleken. De vader heeft daartoe gelet op de gemotiveerde betwisting van de moeder en haar partner onvoldoende gesteld dan wel aangetoond.
geslachtsnaamwijziging
6.5.
Artikel 1:253t lid 5 BW bepaalt dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek;
b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen, of
c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
6.6.
Aangezien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt en het verzoek van de moeder en de partner betreffende het gezamenlijk gezag wordt toegewezen, is uitsluitend de vraag aan de orde of het belang van de minderjarige zich verzet tegen toewijzing van het verzoek van de moeder en de partner om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen.
6.7.
In beginsel dient terughoudend met een geslachtsnaamwijziging te worden omgegaan, te meer gezien het bezwaar van de vader tegen de verzochte geslachtsnaamswijziging en de gevolgen van een dergelijke wijziging. De geslachtsnaam van een persoon behoort tot diens identiteits- en afstammingskenmerken. Indien het verzoek om geslachtsnaamwijziging een minderjarig kind betreft zijn de belangen van het gezin waarin dat kind opgroeit in beginsel ondergeschikt aan het belang van dat kind bij het behoud van zijn geslachtsnaam. Hoewel de identiteit van kinderen mede wordt gevormd door de verbondenheid met degenen die voor hen zorgen, is een ander belangrijk facet van die identiteit gelegen in de wortels van het kind. Het vorenstaande laat echter onverlet dat onder omstandigheden een wijziging van de geslachtsnaam in het belang van de minderjarige kan zijn. In het onderhavige geval acht de rechtbank daarbij de volgende omstandigheden van belang.
6.8.
De moeder, de partner en de minderjarige vormen gedurende een langere periode samen een gezin. De moeder en de partner wonen samen, maar hebben geen geregistreerde relatie, noch zijn zij bevoegd tot het gebruik van elkaars geslachtsnaam. De moeder en de partner zijn voornemens te gaan trouwen, maar er zijn op dit moment nog geen concrete plannen daartoe. De familierechtelijke betrekking tussen de moeder en de minderjarige zal er altijd zijn. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de minderjarige zich verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het wijzigen van de geslachtsnaam van de minderjarige in de geslachtsnaam van de partner. De rechtbank is echter met de Raad van oordeel dat het verzoek tot het wijzigen van de geslachtsnaam van de minderjarige in de geslachtsnaam van de moeder, toewijsbaar is. In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiaire verzoek van de moeder en de partner op dit onderdeel dient te worden toegewezen, onder gelijktijdige afwijzing van het primaire verzoek op dit onderdeel. De geslachtsnaam van de minderjarige zal dan ook worden gewijzigd in de geslachtsnaam van de moeder.
6.9.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een geslachtsnaamwijziging niets af doet aan het feit dat de minderjarige afstamt van haar vader. De moeder en de partner hebben aangegeven dat zij het belang zien van statusvoorlichting en daarmee zullen starten zodra de moeder onbelast over de vader kan praten. De rechtbank acht die statusvoorlichting van groot belang voor de minderjarige en vertrouwt erop dat de moeder en de partner die toezegging gestand zullen doen en daarmee zullen bijdragen aan een gezonde identiteitsontwikkeling van de minderjarige.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
belast de moeder en [de partner] , voornoemd, gezamenlijk met het gezag over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijzigt de geslachtsnaam van voornoemde minderjarige en bepaalt dat haar geslachtsnaam voortaan zal zijn: [geslachtsnaam] ;
7.4.
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] van deze beschikking een latere vermelding toe te voegen aan de akte van geboorte onder nummer [nummer] , voorkomende in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] over het jaar 2017 in die zin dat de geslachtsnaam van de op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] geboren [minderjarige] wordt gewijzigd in [geslachtsnaam] ;
7.5.
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking - indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] teneinde de hiervoor vermelde latere vermelding toe te voegen;
7.6.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Udo de Haes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.