ECLI:NL:RBNHO:2021:10271

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
C/15/304291 / HA ZA 20-404
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van herstelkosten na waterschade aan hotelunits

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiseres Hoogendoorn Maritieme Betimmeringen en Interieurbouw B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagde Etro Vastgoedzorg B.V. De zaak betreft herstelwerkzaamheden aan hotelunits die door waterschade waren getroffen. Hoogendoorn, die in opdracht van Bunk Hotels werkzaamheden had verricht, heeft de schade hersteld en een bedrag van € 62.500 in rekening gebracht bij Etro. Etro betwistte de opdracht en de betalingsverplichting, stellende dat Bunk de opdrachtgever was en dat de kosten via de verzekering moesten worden vergoed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Hoogendoorn gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Etro haar opdrachtgever was voor de herstelwerkzaamheden. Dit werd onderbouwd door e-mailcorrespondentie tussen de partijen, waaruit bleek dat Etro aanvankelijk had aangegeven dat de kosten voor haar rekening zouden komen. De rechtbank concludeerde dat Etro de opdracht aan Hoogendoorn had verstrekt, en dat zij verplicht was de kosten te betalen. De vordering van Hoogendoorn werd dan ook toegewezen, inclusief de wettelijke rente en incassokosten.

De rechtbank heeft verder de proceskosten aan de zijde van Hoogendoorn begroot en deze ook toegewezen aan Etro, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het vonnis is op 17 november 2021 uitgesproken door mr. A.K. Korteweg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/304291 / HA ZA 20-404
Vonnis van 17 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOOGENDOORN MARITIEME BETIMMERINGEN EN INTERIEURBOUW B.V.,
gevestigd te Werkendam,
eiseres,
advocaat mr. J. Coomans te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ETRO VASTGOEDZORG B.V.,
gevestigd te Wormerveer,
gedaagde,
advocaat mr. A. Ourhris te Velsen-Zuid.
Partijen zullen hierna Hoogendoorn en Etro genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 november 2020
  • de mondelinge behandeling van 26 maart 2021 en de daarvan bijgehouden aantekeningen
  • de spreekaantekeningen van beide advocaten van partijen
  • de twee aktes aan de zijde van Hoogendoorn met producties 8 en 9
  • de akte aan de zijde van Etro met productie 7
1.2.
De zaak is na de mondelinge aanhouding aangehouden in verband met schikkingsonderhandelingen. Ten slotte is op verzoek van partijen vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
Hoogendoorn en Etro hebben ieder afzonderlijk als opdrachtnemer van Bunk Hotels (hierna: Bunk) in 2019 werkzaamheden voor Bunk uitgevoerd. Bunk liet een voormalig kerkgebouw ombouwen tot een hotel, waarbij slaapkamerunits in de kerk werden gerealiseerd door Hoogendoorn. Etro heeft in opdracht van Bunk constructieve werkzaamheden verricht, waaronder renovatiewerkzaamheden aan het dak van de kerk. Etro heeft deze werkzaamheden uitbesteed aan een onderaannemer. Op 7, 12 en 25 juli 2019 heeft het dak regenwater doorgelaten en hierbij is waterschade ontstaan aan de units die Hoogendoorn voor Bunk realiseerde. Hoogendoorn heeft deze schade hersteld en heeft hiervoor een totaalbedrag van € 62.500 bij Etro in rekening gebracht bij facturen van 1 januari 2020 (€ 25.000) en 28 april 2020 (€ 37.500). Etro betwist dat zij Hoogendoorn opdracht heeft gegeven voor de herstelwerkzaamheden en vindt dat zij de facturen van Hoogendoorn daarom niet hoeft te betalen. Volgens Etro was het een verzekeringskwestie, was Bunk de opdrachtgever van Hoogendoorn voor de herstelschade en hebben partijen alleen hun werkzaamheden op elkaar afgestemd en daarover overleg met elkaar gehad. Omdat Etro vindt dat zij ten onrechte in deze procedure bij de rechtbank is betrokken, eist zij dat Hoogendoorn de volledige proceskosten van Etro moet betalen.
De vordering van Hoogendoorn
2.2.
Hoogendoorn vordert in deze procedure dat Etro wordt veroordeeld tot betaling van € 62.500,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. Hoogendoorn vordert verder betaling door Etro van incassokosten van € 1.400,00 en van de proceskosten, waaronder ook de nakosten, te vermeerderen met rente.
Heeft Hoogendoorn herstelwerkzaamheden verricht in opdracht van Etro?
2.3.
De vraag die beantwoord moet worden is of Hoogendoorn de herstelwerkzaamheden heeft verricht in opdracht van Etro, zodat Etro verplicht is de kosten die hierop zien, te betalen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend: Hoogendoorn heeft er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat Etro haar opdrachtgever was en dat de herstelkosten door Etro zouden worden betaald. De rechtbank licht hierna haar beslissing toe.
2.4.
Uit de door partijen overgelegde e-mails blijkt dat medewerkers van partijen in september 2019 contact hebben gehad over het nalopen van de waterschade aan de units en dat Etro in eerste instantie heeft aangeven dat het herstel door Hoogendoorn op haar kosten zal plaatsvinden. Dit blijkt onder meer uit de volgende e-mails:
2.5.
Op 18 september 2019 mailt Etro onder meer aan Hoogendoorn: ‘
Zoals eerder is besproken geef ik aan dat de schades die eerder zijn ontstaan door de lekkage van het dak in onderling overleg worden verholpen.(…)
De schades worden in overleg door jullie uitgevoerd zodat de opdrachtgever hiermee ontzorgt wordt, daarbij zijn de kosten voor onze rekening. Van te voren willen wij graag met u een ronde maken om de schades volgens de reportage te bekijken en te herstellen, graag horen wij van u welke kosten naar voren komen vorens er wordt begonnen met het herstelwerk.’
2.6.
Op 2 oktober 2019 mailt Hoogendoorn aan Etro een lijst met werkzaamheden die gedaan moeten worden in verband met de waterschade en maakt Hoogendoorn een inschatting van de herstelkosten naar wat op dat moment bekend is. Aan de opsomming in deze e-mail van benodigde materialen koppelt Hoogendoorn een geschat bedrag van ongeveer € 19.750,00 en aan arbeid voor de in de e-mail genoemde werkzaamheden een geschat bedrag van € 59.250,00, beide bedragen exclusief btw. Hoogendoorn geeft in de e- mail aan dat het een ruwe schatting van het geheel betreft en dat zij, nadat een medewerker van Etro op 3 oktober is wezen kijken, graag een opdracht bon heeft voor deze werkzaamheden.
2.7.
Op 9 oktober 2019 mailt Hoogendoorn aan Etro naar aanleiding van het gesprek dat die ochtend heeft plaatsgevonden, dat er een unit is bijgekomen qua vloertegelwerk en dat de kosten daarvan € 3.750,00 zijn. Hoogendoorn vraagt in de e-mail zo spoedig mogelijk akkoord te geven om alle werkzaamheden in gang te zetten in verband met de oplevering op 1 december 2019.
2.8.
Op 16 oktober 2019 mailt Hoogendoorn aan Etro dat zij graag per omgaande opdracht voor het uitvoeren van de werkzaamheden ontvangt in verband met de oplevering van het project, zoals vorige week door Etro bekeken en akkoord bevonden.
2.9.
Daarop volgt dezelfde dag een antwoordmail, waarin Etro aan Hoogendoorn schrijft dat zij geen opdracht geeft en dat het via de CAR verzekering gaat.
2.10.
Uit deze e-mailwisseling tot en met 16 oktober 2019 volgt dus dat Hoogendoorn ervan uitgaat dat Etro opdracht zal geven voor het uitvoeren van de herstelwerkzaamheden in verband met de waterschade aan de units, waarvan zij de geschatte herstelkosten heeft genoemd en waarbij Etro samen met Hoogendoorn de waterschade heeft bekeken. Het antwoord op 16 oktober 2019 is echter duidelijk: Etro wenst de opdracht niet te verstrekken omdat het om een verzekeringskwestie gaat. Ter zitting heeft Etro verklaard dat de verzekeraar van Etro een rapport van de schade had opgesteld.
2.11.
Vervolgens valt uit de nadien uitgewisselde e-mails op te maken dat na inmenging van Bunk, Etro toch de opdracht verstrekt aan Hoogendoorn om de units te herstellen op haar kosten, althans dat Hoogendoorn dit zo heeft mogen begrijpen. Dat het volgens Etro nog steeds een verzekeringskwestie zou zijn, wordt niet meer herhaald door Etro en hoefde Hoogendoorn ook niet te begrijpen. Dit volgt uit de volgende e-mails.
2.12.
De inmenging van Bunk blijkt uit de e-mail van 24 oktober 2019, waarin Bunk aan Etro schrijft (en niet aan Hoogendoorn): ‘
De waterschade van €78000 geef ik voor jullie rekening in opdracht bij Hoogendoorn. Als dit nu niet opgepakt wordt, komt tijdige oplevering in gevaar met alle gevolgen en bijkomende schade. Na 3 maanden mag dit nu welk een keer opgepakt worden. Dat jullie het claimen bij verzekering of onderaannemer is niet mijn probleem.’
2.13.
Vervolgens schrijft Etro per e-mail van 29 oktober 2019 aan Hoogendoorn: ‘
Bij deze akkoord om te beginnen met de waterschade renovatie van twee units. Om daarna de offerte te kunnen opstellen. Graag wil ik op de hoogte gehouden worden wanneer u begint zodat we er samen naar kunnen kijken.
2.14.
Daarmee staat vast dat Etro op 29 oktober 2019 opdracht geeft aan Hoogendoorn om op kosten van Etro te beginnen met het herstel van de waterschade van twee units.
2.15.
Etro stelt dat uit de e-mail van 29 oktober 2019 slechts zou kunnen volgen dat zij akkoord was met het op haar kosten herstellen van de schade aan
tweeunits en niet van
allebeschadigde units en dat niet is gebleken dat een verdere opdracht door haar aan Hoogendoorn is verstrekt. De rechtbank ziet dit anders, omdat zij uit de tekst van de e-mail van 29 oktober 2019 en uit de verklaringen van partijen op de mondelinge behandeling afleidt dat het de bedoeling van partijen was om te beginnen met het herstel van twee units om aan de hand daarvan meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke herstelkosten van
alleunits en om daarover vervolgens contact te houden. Daarom vermeldt de e-mail dat na het herstel van de twee units een offerte (voor alle units) zal worden opgesteld. Hoogendoorn heeft verklaard dat hij om die reden de e-mail van 4 december 2019 aan Etro heeft gestuurd. In deze e-mail geeft Hoogendoorn aan wat de daadwerkelijk te verwachten totale herstelkosten zijn en daarmee geldt deze e-mail als een offerte. Deze kosten zijn naar beneden bijgesteld, onder meer omdat Bunk akkoord ging met een goedkopere herstelwijze van de wanden, door te werken met folie. In deze e-mail van 4 december 2019 aan Etro stelt Hoogendoorn daarom het bedrag voor herstelkosten aan alle units bij naar een bedrag van ongeveer € 62.500,00. Ter zitting is namens Etro verklaard dat zij tegen deze kostenopgave voor het herstel van alle units vervolgens niet heeft geprotesteerd en dat zij de e-mail niet heeft beantwoord. Dit alles speelde zich af tegen de achtergrond dat het hotel op korte termijn moest worden opgeleverd en dat Bunk aandrong op een spoedig herstel van de waterschade door Hoogendoorn en op kosten van Etro. Onder deze omstandigheden en gelet op de inhoud van de e-mail van 29 oktober 2019 (zie punt 2.13), mocht Hoogendoorn er vanuit gaan dat Etro akkoord was met haar offerte voor de herstelwerkzaamheden van alle units met waterschade en daarvoor opdracht gaf.
2.16.
Etro wijst erop dat Bunk in de e-mail van 24 oktober 2019 aangeeft dat Bunk de opdracht (op kosten van Etro) zal verstrekken aan Hoogendoorn, waaruit volgens Etro blijkt dat Bunk en niet Etro als opdrachtgever optrad. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat deze e-mail niet is gericht aan Hoogendoorn en niet gesteld of gebleken is dat Hoogendoorn de inhoud daarvan kende toen Etro de mail van 29 oktober 2019 aan Hoogendoorn stuurde met daarin de opdracht tot herstel. Bovendien blijkt uit de e-mail van 24 oktober 2019 dat Bunk vond dat Etro alle kosten van het herstel zou moeten betalen. Tegen dit uitgangspunt heeft Etro kennelijk niet geprotesteerd, terwijl Etro op dit uitgangspunt heeft voortgebouwd met haar e-mail van 29 oktober 2019 aan Hoogendoorn, zodat de uitkomst van de beslissing hoe dan ook niet anders wordt.
Wat is de hoogte van de herstelkosten die Etro moet betalen aan Hoogendoorn?
2.17.
De tweede vraag die beantwoord moet worden is wat de hoogte van de door Etro te betalen herstelkosten zijn. Etro wijst erop dat Hoogendoorn in eerste instantie deze kosten raamde op een bedrag van € 79.000,00 maar dat nadien Bunk heeft bepaald dat het herstel goedkoper kon plaatsvinden. Het is Etro nu onduidelijk waar het gefactureerde totaalbedrag aan herstelkosten betrekking op heeft en zij verwijt Hoogendoorn dat zij de kosten niet inzichtelijk heeft gemaakt. De rechtbank volgt deze stelling van Etro niet, omdat Etro eraan voorbij gaat dat Hoogendoorn in haar e-mail van 4 december 2019 aan Etro heeft kenbaar gemaakt dat Bunk akkoord is met het werken met folie, waardoor de herstelkosten kunnen worden bijgesteld naar een lager bedrag van € 62.500,00. Omdat Etro tegen dit herstelbedrag niet heeft geprotesteerd en geen vragen heeft gesteld, mocht Hoogendoorn ervan uitgaan dat geen verdere kostenspecificatie nodig was en Etro akkoord was met het genoemde bedrag.
Conclusie gevorderde hoofdsom en rente
2.18.
De conclusie is dat Etro de facturen van Hoogendoorn van 1 januari 2020 en 28 april 2020 waarbij Hoogendoorn respectievelijk de bedragen € 25.000,00 en € 37.500,00 heeft gefactureerd, moet betalen. Het gaat om een totaalbedrag van € 62.500,00. De gevorderde wettelijke handelsrente is verder niet betwist, zodat deze wordt toegewezen zoals gevorderd (te weten een bedrag van € 1.040,98 berekend tot en met 9 juni 2020 en de verdere verschuldigde rente te berekenen vanaf 10 juni 2020 tot aan de dag van volledige betaling).
Incassokosten
2.19.
Wat betreft de gevorderde incassokosten geldt eveneens dat deze niet zijn betwist, terwijl het gevorderde bedrag van € 1.400,00 lager is dan het forfaitaire bedrag. Het gevorderde bedrag aan incassokosten wordt daarom toegewezen.
Proceskosten en nakosten, te vermeerderen met rente
2.20.
Etro zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Hoogendoorn worden begroot op:
- dagvaarding € 88,09
- griffierecht 2.042,00
- salaris advocaat
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.358,09
2.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten en de gevorderde rente over de proceskosten en nakosten worden toegewezen zoals gevorderd en verder op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Etro om aan Hoogendoorn te betalen een bedrag van (€ 62.500,00 + € 1.040,98 + € 1.400,00 =) € 64.940,98 (vierenzestig duizendnegenhonderdveertig euro en achtennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 62.500,00 met ingang van 10 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Etro in de proceskosten, aan de zijde van Hoogendoorn tot op heden begroot op € 4.358,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt Etro in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Etro niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.K. Korteweg en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: CK