ECLI:NL:RBNHO:2021:10254

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
8709503 \ CV EXPL 20-4107
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eigen bijdragen voor Wmo-voorziening door CAK

In deze zaak vordert het CAK (Centraal Administratiekantoor) betaling van eigen bijdragen van € 335,97 van gedaagde, die gebruik heeft gemaakt van een Wmo-voorziening. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de beschikkingen en facturen van het CAK formele rechtskracht hebben, wat betekent dat de kantonrechter moet uitgaan van de juistheid van deze documenten. De vordering van CAK is gebaseerd op facturen voor de eigen bijdrage die gedaagde verschuldigd is voor de jaren 2018 en 2019. Gedaagde heeft in het verleden bezwaar gemaakt tegen enkele beschikkingen, maar deze zijn ongegrond verklaard en er is geen beroep ingesteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde de eigen bijdrage moet betalen, ondanks haar financiële situatie en de argumenten die zij heeft aangevoerd over de kosten van haar vervoersvoorzieningen. De kantonrechter heeft de vordering van CAK toegewezen, met uitzondering van een bedrag dat gedaagde al eerder is veroordeeld tot betaling. De totale te betalen som is vastgesteld op € 293,50, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8709503 \ CV EXPL 20-4107 BL
Uitspraakdatum: 3 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon zelfstandig bestuursorgaan
CAK
gevestigd te ’s-Gravenhage
eiseres
verder te noemen: CAK
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
CAK vordert eigen bijdragen voor een vervoersvoorziening die de gemeente aan [gedaagde] heeft toegekend. De beschikkingen waarin CAK die eigen bijdragen heeft vastgesteld en de daarop gebaseerde facturen hebben formele rechtskracht gekregen. De kantonrechter moet daarom uitgaan van de juistheid daarvan. Dit betekent dat de vordering van CAK moet worden toegewezen, met uitzondering van twee facturen waarvoor [gedaagde] in een eerder vonnis al is veroordeeld tot betaling.

1.Het procesverloop

1.1.
CAK heeft bij dagvaarding van 28 juli 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
CAK heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven en nadere stukken heeft overgelegd.
1.3.
Op 24 februari 2021 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen. Naar aanleiding daarvan heeft CAK zich op 24 maart en 6 oktober 2021 bij akte uitgelaten.

2.De feiten

2.1.
In 2015 en 2016 hebben [gedaagde] en de gemeente [xxx] (verder: de gemeente) geprocedeerd over een besluit van de gemeente met betrekking tot de ‘gesloten buitenwagen’ van [gedaagde] (hierna: de Canta). Tijdens de zitting van het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep op 29 november 2017 is in die kwestie een schikking tot stand gekomen. De afspraken tussen [gedaagde] en de gemeente zijn toen door de Centrale Raad van Beroep vastgelegd in een proces-verbaal.
2.2.
In vervolg daarop schrijft de gemeente in een beschikking van 2 februari 2018 – voor zover in deze zaak van belang – het volgende aan [gedaagde] .
“(…)Wat hebben wij tijdens de zitting samen met u afgesproken• U ontvangt maandelijks van de gemeente een tegemoetkoming van € 93,75. Dit bedrag ontvangt u in plaats van een vervoersbudget en een scootmobiel. U ontvangt dit bedrag zolang u een eigen Canta heeft waarmee u zich kunt verplaatsen.(…)• Voor de tegemoetkoming, dat u ontvangt in de plaats van een scootmobiel (€ 50,--), moet u één een eigen bijdrage betalen. De eigen bijdrage wordt door het CAK (Centraal administratiekantoor) vastgesteld en geïnd. (…)
BesluitNaar aanleiding van de afspraken zoals die omschreven staan in het Proces verbaal hebben wij besloten om aan u maandelijks een bedrag toe te kennen van € 93,75. (Waarvan € 50,-- in plaats van een scootmobiel en € 43,75 in plaats van een vervoersbudget.) Dit met ingang van 1 november 2017, de eerste dag van de maand waarin wij tot een schikking zijn gekomen. Met dit bedrag kunt u tegemoetkomen in de kosten van de Canta. De voorziening eindigt wanneer u niet meer kunt beschikken over- of geen gebruik meer kunt maken van de Canta.
(…)
Eigen bijdrageU bent een eigen bijdrage verschuldigd in de kosten voor (een deel van) deze voorziening. Uw wijkteamconsulent heeft u tijdens het huisbezoek op 3 oktober 2016 en 22 maart 2017 uitleg gegeven over de systematiek van de eigen bijdrage. (…)”
2.3.
Vervolgens heeft CAK op 27 maart 2018 bij ‘Beschikking Wmo 2018’ de door [gedaagde] verschuldigde eigen bijdrage vanaf periode 1 van 2018 bepaald op maximaal € 17,60 per vier weken. Tegen deze beschikking van CAK heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt. Bij beslissing van 6 juni 2018 heeft CAK dit bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft [gedaagde] geen beroep ingesteld.
2.4.
Op 1 maart 2019 heeft CAK bij ‘Beschikking Wmo 2019’ de door [gedaagde] verschuldigde eigen bijdrage vanaf periode 1 van 2019 bepaald op maximaal € 17,50 per vier weken. Hiertegen heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt.
2.5.
In een factuur van 7 januari 2020 met kenmerk 140377711900012 heeft CAK de eigen bijdrage van € 17,50 voor de periode 12-2019 aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt met een brief die op 10 februari 2020 door de sector bestuursrecht van de rechtbank Noord-Holland is ontvangen, en in mei 2020 is doorgezonden aan CAK. Bij beslissing van 21 augustus 2020 heeft CAK dit bezwaar ongegrond verklaard.
2.6.
In een factuur van 7 februari 2020 met kenmerk 140377711900013 heeft CAK de eigen bijdrage van € 17,50 voor de periode 13-2019 aan [gedaagde] in rekening gebracht. Ook hiertegen heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt, met een brief van 20 mei 2020. CAK heeft bij beslissing van 22 juli 2020 [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [gedaagde] haar bezwaar te laat had ingediend. Hiertegen heeft [gedaagde] beroep ingesteld bij de bestuursrechter te Haarlem. Deze heeft in een uitspraak van 14 september 2021 geoordeeld – samengevat – dat [gedaagde] haar bezwaar bij CAK te laat heeft ingediend, en bovendien CAK slechts zijn wettelijke taak tot het innen van de eigen bijdrage uitvoert, zodat [gedaagde] zich niet tot CAK maar tot de gemeente moet wenden als zij het niet eens is met (de hoogte van) haar Wmo-voorziening. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.

3.De vordering en het verweer

3.1.
CAK vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 335,97, en legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in 2018 en 2019 gebruik gemaakt van een Wmo voorziening. De eigen bijdrage die [gedaagde] daarvoor verschuldigd is, heeft zij tot een bedrag van in totaal € 280,30 onbetaald gelaten, ondanks herhaalde aanmaning. Daarom is [gedaagde] ook wettelijke rente (tot dagvaarding berekend op € 4,80) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 50,87) verschuldigd.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering, en voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [gedaagde] heeft twee vervoersvoorzieningen die haar eigendom zijn. De tweede voorziening wordt niet ondersteund door de gemeente. Voor de verzekering van beide voorzieningen betaalt [gedaagde] € 2.102,16 per jaar, aan de ANWB twee maal € 158,00 per jaar en daarnaast maakt [gedaagde] kosten voor reparatie, onderhoud, stroom, benzine en afschrijving. Dit kan [gedaagde] allemaal niet betalen van haar AOW-uitkering. Uit de CAK specificaties blijkt dat CAK € 599,99 per vier weken aan de gemeente betaalt voor de voorziening van [gedaagde] , terwijl [gedaagde] maar € 93,75 krijgt. De rest verdonkeremaant de gemeente. [gedaagde] is gerechtigd tot deze € 599,99, want zij maakt alle kosten voor haar vervoersvoorziening, niet de gemeente. CAK moet voor haar vordering bij de gemeente zijn. [gedaagde] heeft de kwestie voorgelegd aan de (bestuurs)rechter te Haarlem en de Centrale Raad van Beroep in Utrecht.

4.De beoordeling

4.1.
CAK vordert in deze procedure betaling van facturen voor eigen bijdragen, die aan [gedaagde] in rekening zijn gebracht voor een door de gemeente aan [gedaagde] verstrekte Wmo-voorziening. Het betreft een voorziening waarover [gedaagde] en de gemeente op 29 november 2017 afspraken hebben gemaakt, en die vervolgens is vastgelegd in de beschikking van de gemeente van 2 februari 2018. Daarin is bepaald dat de gemeente maandelijks € 93,75 aan [gedaagde] toekent als tegemoetkoming in de kosten van haar eigen Canta. Van dit bedrag is € 50,00 in plaats van een door de gemeente te verstrekken scootmobiel en € 43,75 in plaats van een vervoersbudget (rolstoeltaxi).
4.2.
Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] tegen de beschikking van de gemeente van 2 februari 2018 bezwaar en/of beroep heeft ingesteld zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Daarmee moet de kantonrechter uitgaan van de juistheid van deze door de gemeente aan [gedaagde] verstrekte Wmo-voorziening. [gedaagde] erkent ook dat zij met ingang van 1 november 2017 het termijnbedrag van € 93,75 heeft ontvangen. Voor zover [gedaagde] , met haar standpunt dat deze tegemoetkoming onredelijk laag is ten opzichte van de hoge kosten die zij zelf voor haar Canta moet maken, bedoelt alsnog de juistheid van de destijds door de gemeente verstrekte Wmo-voorziening aan te vechten, is dit een gepasseerd station. Bovendien is CAK niet de partij die de Wmo-voorziening vaststelt. Dat is de gemeente.
4.3.
CAK is op grond van de wet belast met de vaststelling en inning van eigen bijdragen voor Wmo-voorzieningen. Volgens het overzicht in de dagvaarding ziet de vordering van in totaal € 280,30 op facturen over 2018 met kenmerk 14037771800010 tot en met 14037771800012 (3 x € 17,60), en over 2019 met kenmerk 14037771900001 tot en met 14037771900013 (13 x € 17,50). Het bedrag van € 17,60 voor 2018 is door CAK vastgesteld in een beschikking van 27 maart 2018. Daartegen heeft [gedaagde] bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar is ongegrond verklaard en [gedaagde] heeft vervolgens geen beroep ingesteld. Het bedrag van € 17,50 voor 2019 is door CAK vastgesteld in een beschikking van 1 maart 2019. Hiertegen heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt.
4.4.
[gedaagde] heeft wel bezwaar aangetekend tegen de factuur met nummer 140377711900012. Dit bezwaar is ongegrond verklaard en niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] daartegen vervolgens beroep heeft ingesteld. Ook tegen de factuur met nummer 140377711900013 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt. Nadat zij in dit bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard, heeft zij beroep ingesteld bij de bestuursrechter. In afwachting van de uitspraak in die kwestie heeft de kantonrechter de behandeling van deze zaak op verzoek van CAK aangehouden. Inmiddels heeft de bestuursrechter het beroep van [gedaagde] ongegrond verklaard. Tegen de andere facturen waarvan betaling wordt gevorderd is door [gedaagde] geen bezwaar en beroep ingesteld.
4.5.
Daarmee hebben de beschikkingen van CAK die ten grondslag liggen aan de facturen waar het in deze zaak om gaat, en die facturen zelf, formele rechtskracht. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad betekent dit dat de kantonrechter ervan uit moet gaan dat de beschikkingen in overeenstemming zijn met de wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen, zowel wat betreft de wijze van totstandkoming als wat betreft de inhoud. Daarmee moet de kantonrechter dus uitgaan van de juistheid van de door CAK aan [gedaagde] in rekening gebrachte bedragen. Voor zover [gedaagde] bedoelt de juistheid en de hoogte van de facturen in deze procedure alsnog aan te vechten, kan de kantonrechter daarover geen oordeel meer geven.
4.6.
Het tweede vervoermiddel waarover [gedaagde] het in haar verweer heeft is niet relevant in deze zaak. [gedaagde] ontvangt voor dit tweede vervoermiddel naar eigen zeggen geen financiële tegemoetkoming (Wmo-voorziening) van de gemeente, en CAK heeft daarvoor ook geen eigen bijdrage opgelegd.
4.7.
Verder beroept [gedaagde] zich op door haar overgelegde CAK specificaties. Anders dan [gedaagde] aanvoert blijkt daaruit niet dat de gemeente € 599,95 per vier weken van CAK ontvangt voor de aan [gedaagde] geleverde vervoersvoorziening, maar dat de kosten van de gemeente voor de aan [gedaagde] geleverde voorziening € 599,95 per vier weken bedragen. CAK heeft daarover bij akte na tussenvonnis verklaard dat zij deze gegevens van de gemeente heeft ontvangen. De kantonrechter begrijpt dat deze opgave van de gemeente bij [gedaagde] vragen oproept, omdat zij slechts € 93,75 per maand van de gemeente ontvangt. Voor de door [gedaagde] aan CAK verschuldigde eigen bijdrage maakt dit echter geen verschil. Uit de beschikkingen van CAK waarin de maximale eigen bijdragen van € 17,60 respectievelijk € 17,50 voor [gedaagde] zijn vastgesteld blijkt immers, dat deze zijn berekend op basis van inkomen, vermogen, leeftijd, samenstelling van het huishouden en de gemeente waarin zij woont. De kosten van de Wmo-voorziening spelen slechts een rol in die zin, dat als deze kosten in een periode lager zijn dan de vastgestelde maximale bijdrage, alleen die lagere kosten verschuldigd zijn. Zowel in geval de kosten voor de gemeente € 93,75 bedragen, als wanneer deze € 599,95 zouden zijn, dan is [gedaagde] dus de maximale eigen bijdrage van € 17,60 in 2018 en € 17,50 in 2019 verschuldigd.
4.8.
Voor zover [gedaagde] een beroep doet op haar financiële situatie kan dit haar niet helpen. Hoe vervelend het ook is dat [gedaagde] financiële problemen ervaart, dit kan er niet toe leiden dat zij de facturen niet hoeft te betalen.
4.9.
[gedaagde] voert nog aan dat zij de zaak heeft voorgelegd aan de Centrale Raad van Beroep. CAK stelt in reactie daarop dat zij geen partij is bij die procedure, en dat het mogelijk om een procedure tussen [gedaagde] en de gemeente gaat. [gedaagde] heeft verder niet toegelicht om wat voor procedure het gaat en wat daarvan de relevantie is voor de door CAK gevorderde eigen bijdragen, zodat de kantonrechter hier verder aan voorbij gaat.
4.10.
CAK heeft nog overgelegd een vonnis van de (ambtgenoot) kantonrechter te Alkmaar van 25 september 2019. Daarin is [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van facturen voor eigen bijdragen, waaronder de facturen met kenmerk 14037771800010 en 14037771800011. Deze twee facturen van in totaal € 35,20 vordert CAK nu weer. Omdat [gedaagde] al is veroordeeld tot betaling daarvan, heeft CAK geen belang bij dit deel van de vordering, zodat dit moet worden afgewezen.
4.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de door CAK gevorderde hoofdsom zal toewijzen tot een bedrag van (€ 280,30 -/- € 35,20 =) € 245,10. De wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar vanaf de verzuimdata van de betreffende facturen.
4.12.
Verder vordert CAK nog een bedrag van € 50,87 voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (verder: het Besluit) van toepassing is. Daarom wordt de vraag of [gedaagde] buitengerechtelijke kosten verschuldigd is getoetst aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. Gelet daarop is voldoende gebleken van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden die voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de hoogte van de buitengerechtelijke kosten sluit de kantonrechter aan bij het in het Besluit bepaalde tarief. Het gevorderde bedrag is hoger dan het in het tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De vordering zal daarom worden toegewezen tot het in het Besluit bepaalde tarief, zijnde € 48,40.
4.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan CAK van € 293,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 245,10 vanaf de verzuimdata van de betreffende facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van CAK tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,09
griffierecht € 124,00
salaris gemachtigde € 187,50 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter