ECLI:NL:RBNHO:2021:10186

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
13/260514-20 en 15/248362-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in jeugdstrafrecht wegens poging tot doodslag en diefstal met geweld

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder poging tot doodslag en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 oktober 2020 in Amsterdam, waar de verdachte samen met een medeverdachte een auto heeft gestolen. Tijdens deze diefstal heeft de verdachte het slachtoffer met een mes in de rug gestoken, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel, waaronder de verwijdering van een nier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een plan hadden opgezet om de auto van het slachtoffer te stelen, waarbij ze contact hadden opgenomen via Marktplaats. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 282 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, die aanzienlijk was, en heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Haarlem
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 13/260514-20 en 15/248362-19 (tul alg.vw. & tul bijz.vw.)
Uitspraakdatum: 11 november 2021
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van 11 februari 2021, 22 april 2021, 31 mei 2021 en 27 en 28 oktober 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [verdachte] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres ( [adres] ,
feitelijk verblijvende in [verblijfplaats] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.E.M. van Loon en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na de ter terechtzitting van 31 mei 2021 toegestane wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, meermalen, althans eenmaal heeft gestoken in de rug van die [benadeelde partij] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welke vooromschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een personenauto (merk Mercedes ) welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering vandat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemer(s) aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
2.
hij op of omstreeks 15 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Mercedes ) in elk geval enige goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) onverhoeds die [benadeelde partij] heeft/hebben benaderd en/of die [benadeelde partij] met een mes in zijn rug heeft gestoken ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een (diepe) steek/snijwond in de rug (ten gevolge waarvan de linker nier van die [benadeelde partij] moest worden verwijderd) en/of letsel aan de alvleesklier en/of dikke darm en/of slagaders en/of pezen en/of zenuwen in de rug;
3.
hij of omstreeks 04 november 2020 te Haarlem althans in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk BBM, type GAP, kaliber 9 mm P.A.K. en/of bijbehorende patroonhouder, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij of omstreeks 04 november 2020 te Haarlem althans in Nederland, een of meerdere wapen(s), van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een stiletto en/of drie boksbeugels voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit van het onder 1. ten laste gelegde feit en tot partiële vrijspraak van het onder 2. ten laste gelegde, te weten voor wat betreft de geweldshandeling. Voor het overige heeft de verdediging geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) gezamenlijk van plan waren om de auto van aangever [benadeelde partij] te stelen. [medeverdachte] heeft dat bij de politie ook verklaard.
Aangever heeft verklaard dat hij zijn auto, een kostbare Mercedes , via Marktplaats te koop had aangeboden. Hierop heeft hij twee reacties ontvangen, een van ‘ [naam 1] ’ en een van ‘ [naam 2] ’. Het eerste contact was met ‘ [naam 1] ’ op 10 en 11 oktober 2020, waarbij ‘ [naam 1] ’ aangever heeft gevraagd of er een track and trace-systeem in de auto zat. Vervolgens heeft aangever vanaf 11 oktober 2020 veelvuldig contact gehad met ‘ [naam 2] ’ en is uiteindelijk een verkoopafspraak gemaakt voor 15 oktober 2020. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij degene is geweest, die aangever als ‘ [naam 1] ’ heeft gevraagd naar het track and trace-systeem. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van de politie over het daarvoor gebruikte Marktplaats-account en het IP-adres van de router in de woning van [medeverdachte] . Het IP-adres van de router in de woning van verdachte blijkt te zijn gebruikt bij het maken van het Marktplaats-account van ‘ [naam 2] ’. Uit onderzoek is verder gebleken dat het telefoonnummer van ‘ [naam 2] ’ het telefoonnummer betreft dat tot de dag na de afspraak in gebruik was bij verdachte. Tussen ‘ [naam 2] ’ en aangever is veelvuldig over en weer contact geweest op de dagen voorafgaand aan de afspraak, op verschillende tijdstippen, en ook veelvuldig op de dag van de afspraak zelf. Op de camerabeelden van de treinstations [station] en [station] is bovendien te zien dat verdachten op weg naar de afspraak met aangever steeds een telefoon, die van verdachte blijkt te zijn, aan elkaar overgeven en daar om beurten op typen, precies op de momenten dat aangever blijkens de telefoongegevens contact heeft met ‘ [naam 2] ’. Gezien de hoeveelheid contactmomenten en de tijdstippen waarop de berichten door ‘ [naam 2] ’ zijn verstuurd, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat al deze berichten telkens met zijn telefoon zijn verstuurd door [medeverdachte] en dat hij niet wist van het plan de auto te stelen, niet geloofwaardig. De rechtbank ziet zich hierin gesterkt doordat uit het dossier blijkt dat binnen enkele minuten nadat tussen ‘ [naam 2] ’ en aangever de definitieve verkoopafspraak is gemaakt, verdachte met diezelfde telefoon zijn afspraak met de reclassering voor die middag verzet en dat ‘ [naam 2] ’ op 15 oktober 2020 om 15:29 uur een bericht stuurt naar aangever terwijl verdachte om 15:30 uur bij de Connexxion (bus) op station [station] uitcheckt, waar hij vervolgens [medeverdachte] ontmoet. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte (mede) gebruiker was van zijn eigen telefoon en op de hoogte was van de daarmee verstuurde berichten aan aangever.
De rechtbank concludeert dus dat verdachte en [medeverdachte] beiden betrokken zijn geweest bij het plan om de auto van aangever te stelen. Vaststaat dat zij die auto ook daadwerkelijk hebben gestolen en dat een van hen vlak daarvoor aangever met een mes in de rug heeft gestoken. De verdachten wijzen elkaar aan als degene die aangever heeft gestoken.
De verklaring van verdachte dat [medeverdachte] heeft gestoken, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Verdachte heeft gedurende het onderzoek steeds wisselende verklaringen afgelegd. De verdediging heeft hierover bepleit dat verdachte zich bij de politieverhoren onder druk gezet voelde en om die reden tegenstrijdig heeft verklaard, maar dat zijn verklaringen bij de rechter-commissaris en bij de rechtbank als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank volgt dit niet. Verdachte heeft steeds gedraaid, heeft zijn verklaring op onderdelen proberen af te stemmen met zijn vader en heeft zijn verklaring telkens aangepast nadat hij werd geconfronteerd met onderzoeksbevindingen waaruit bleek dat zijn verklaring niet kon kloppen. Ter terechtzitting heeft hij zijn verklaring wederom aangepast. Van enige (ongeoorloofde) druk is de rechtbank niet gebleken. De door verdachte afgelegde verklaringen, zowel die afgelegd bij de politie als bij de rechter-commissaris en de rechtbank, ook waar het zijn verklaring betreft dat [medeverdachte] degene is geweest die aangever heeft gestoken, worden dan ook door de rechtbank als onbetrouwbaar terzijde geschoven.
[medeverdachte] heeft op vragen van de politie weliswaar op sommige punten geen (volledige) openheid gegeven, maar in wat hij heeft verklaard is hij vanaf het eerste verhoor door de politie, ook toen hij nog geen kennis had van het dossier, consistent geweest, ook over het toegepaste geweld. Daar komt bij dat zijn verklaring niet wordt weersproken door de onderzoeksbevindingen en op relevante punten wordt ondersteund door de bewijsmiddelen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de verklaring van [medeverdachte] als (op hoofdlijnen) betrouwbaar kan worden aangemerkt, ook waar het zijn verklaring betreft dat verdachte degene is geweest die aangever heeft gestoken. Deze verklaring strookt weliswaar niet met de aanname van aangever dat hij door [medeverdachte] is gestoken, maar de aangever heeft verklaard niet daadwerkelijk te hebben gezien door wie hij is gestoken. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte – zoals zowel aangever als [medeverdachte] hebben verklaard – vanaf de bijrijderszijde via de voorkant van de auto naar de bestuurderszijde is gelopen, terwijl aangever daar bezig was met een knop de achterklep te openen. Verdachte zal ten tijde van het steken op ongeveer gelijke hoogte hebben gestaan als [medeverdachte] en was daarmee dus in de gelegenheid om aangever te steken.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of verdachte met dat steken (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever. Van vol opzet op de dood van aangever is bij verdachte geen sprake geweest.
Van voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden. Daarbij is van belang of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, wat afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Verdachte heeft aangever met een groot mes in zijn rug gestoken, waardoor de linker nier van aangever dusdanig beschadigd is geraakt dat deze in een spoedoperatie moest worden verwijderd. Daarnaast is zijn alvleesklier geperforeerd geraakt en heeft aangever veel bloed verloren, waardoor een uitgebreide bloedtransfusie nodig was. De artsen hebben aangegeven dat de goede conditie van aangever heeft gemaakt dat hij niet is overleden. Uit het feit dat verdachte met het steken via de rug de linker nier van aangever heeft geraakt, volgt dat de steekbeweging met flinke kracht is uitgevoerd. Naar algemene ervaringsregels geldt dat wanneer iemand met kracht in de buik of rug wordt gestoken, waar zich vitale delen van het lichaam bevinden, dodelijk letsel kan worden toegebracht. Door aangever op deze manier in de rug te steken heeft verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven geroepen. Dat verdachte die aanmerkelijke kans ook willens en wetens heeft aanvaard, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de door hem verrichte geweldshandeling en de wijze waarop deze is verricht. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan deze handeling worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het gevolg, te weten de dood van aangever, dat niet
anders kan worden geconcludeerd dan dat verdachte die kans willens en wetens heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Zoals hierboven is overwogen, volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en [medeverdachte] direct nadat verdachte aangever heeft gestoken gezamenlijk de auto van aangever hebben gestolen. Gelet hierop acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat de poging tot doodslag gevolgd werd door de autodiefstal en gepleegd werd met – kort gezegd – de bedoeling om de uitvoering van die autodiefstal voor te bereiden. Hiermee acht de rechtbank de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot gekwalificeerde doodslag bewezen. Dat verdachte deze poging in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte] heeft gepleegd, acht de rechtbank niet bewezen. Niet wettig en overtuigend is komen vast te staan dat ook [medeverdachte] voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever. Verdachte zal daarom van het onderdeel medeplegen van het onder 1. ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk het plan hadden om de kostbare auto van aangever te stelen, dat zij daartoe met aangever een afspraak hebben gemaakt voor een proefrit en dat het uiteindelijk verdachte is geweest die het geweld tegen aangever heeft toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank ligt in de aard van het plan om aangever van een dure auto te beroven besloten dat ook medeverdachte [medeverdachte] bereid was daarbij enig geweld toe te passen. Die bereidheid heeft nader vorm gekregen door het meenemen van een mes door verdachte, en de op weg naar de afspraak verkregen wetenschap bij [medeverdachte] dat verdachte dat mes bij zich had. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de diefstal met geweld in vereniging is gepleegd, waarbij verdachte het geweld heeft toegepast en [medeverdachte] voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toepassen van geweld, welk geweld zwaar lichamelijk letsel bij aangever tot gevolg heeft gehad.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 oktober 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes eenmaal heeft gestoken in de rug van die [benadeelde partij] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot doodslag werd gevolgd van enig strafbaar feit, te weten een diefstal van een personenauto van het merk Mercedes , welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden;
2.
hij op 15 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto van het merk Mercedes , toebehorende aan [benadeelde partij] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [benadeelde partij] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
welk geweld hierin bestond dat verdachte die [benadeelde partij] met een mes in zijn rug heeft gestoken ten gevolge waarvan die [benadeelde partij] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen,
te weten een diepe steekwond in de rug, ten gevolge waarvan de linkernier van die [benadeelde partij] moest worden verwijderd, en letsel aan de alvleesklier;
3.
hij op 4 november 2020 te Haarlem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk BBM, type GAP, kaliber 9 mm P.A.K. en bijbehorende patroonhouder, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 4 november 2020 te Haarlem, wapens van categorie I, onder 1° of 3°, te weten een stiletto en drie boksbeugels, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
1. poging tot doodslag, gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, en
2. diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
3. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden, waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van tweehonderd en tweeëntachtig (282) dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en heeft bepleit dat aan verdachte de voorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd onder de bijzondere voorwaarden van:
  • meewerken aan residentiële behandeling bij [verblijfplaats] ;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met medeverdachte [medeverdachte] ;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [benadeelde partij] ;
  • zich houden aan een locatieverbod, inhoudende dat verdachte tot 12 februari 2022 zich niet zal bevinden in [plaats] en [plaats] , waarbij de politie toeziet op handhaving van dit verbod;
  • zich houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam.
Ten slotte is gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn en dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Subsidiair heeft de verdediging bepleit een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben op enig moment het plan opgevat om een dure auto te stelen. Daartoe hebben zij contact gezocht met het slachtoffer, dat zijn auto te koop had aangeboden via Marktplaats. Nadat zij op meerdere dagen op verschillende momenten contact hebben gehad met het slachtoffer, hebben zij uiteindelijk een afspraak gemaakt met hem. Op de dag van de afspraak zijn verdachte en zijn medeverdachte in de trein gestapt. Toen bleek dat zij in de verkeerde trein zaten en zij niet terug konden reizen vanaf station [station] naar de afgesproken plek in [plaats] , hebben zij met het slachtoffer afgesproken bij de [weg] in [plaats] . Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachte daar naartoe gelopen, wat ruim tien minuten lopen is vanaf station [station] . Op al deze momenten had verdachte de gelegenheid zich te bedenken. In plaats daarvan heeft verdachte telkens de keuze gemaakt om door te gaan met de uitvoering van het plan om de dure auto te stelen. Kennelijk had verdachte enkel oog voor eigen financieel gewin.
Nadat verdachte en zijn medeverdachte samen met het slachtoffer een proefrit met de auto hadden gemaakt, stelde het slachtoffer voor om de achterbak te laten zien. Hierop zijn verdachte, zijn medeverdachte en het slachtoffer uitgestapt, waarna het slachtoffer vanaf de voorkant van de auto terugliep richting de kofferbak. Op dat moment heeft verdachte het slachtoffer totaal onverwachts in zijn rug gestoken. Het slachtoffer heeft dit geweld op geen enkele wijze kunnen zien aankomen en heeft zich hier niet tegen kunnen verweren. Dat verdachte en zijn medeverdachte vervolgens zijn weggereden met de auto en het slachtoffer aan zijn lot over hebben gelaten, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Het slachtoffer heeft door de messteek zeer ernstig letsel opgelopen. Hij heeft dit ternauwernood overleefd, wat hij volgens de arts voornamelijk te danken heeft aan zijn bovengemiddelde fysieke fitheid op dat moment. Het slachtoffer moet als gevolg van die messteek de rest van zijn leven met één nier leven en heeft bovendien een groot ontsierend litteken op zijn lichaam, dat hem de rest van zijn leven aan deze gebeurtenis zal herinneren.
Dit zeer ernstige feit is voor het slachtoffer traumatisch geweest. Bekend is dat slachtoffers van dergelijke feiten hiervan nog lange tijd grote psychische gevolgen kunnen ondervinden, zoals angsten, herbelevingen en problemen in hun dagelijks functioneren. Daarnaast heeft dit gewelddadige feit grote gevolgen gehad voor het dagelijks leven van het slachtoffer en zijn gezin. Hij verdiende als zelfstandig ondernemer zijn geld als fysiek en mentaal coach en heeft door de (fysieke) gevolgen een jaar lang niet kunnen werken. Het slachtoffer heeft zijn werkzaamheden pas recent enigszins kunnen hervatten en is dit nog aan het opbouwen. Het slachtoffer heeft daarnaast jonge kinderen, waarvan de jongste op het moment van het feit pas enkele weken oud was. Ook voor dit jonge gezin als geheel heeft deze gebeurtenis grote impact gehad.
Daarnaast zijn bij de doorzoeking van de woning een gaspistool en bijbehorende patroonhouder, een stiletto mes en drie boksbeugels aangetroffen. Dergelijke wapens vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Ook dit zijn dus ernstige feiten.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 augustus 2021, waaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld, waarbij aan hem vanwege vermogens-/geweldsdelicten, waaronder medeplegen diefstal, medeplegen diefstal met geweld en bedreiging, en het overtreden van de Wet wapens en munitie onherroepelijk onder meer een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf en een voorwaardelijke werkstraf is opgelegd. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren;
  • het Pro Justitia klinisch multidisciplinair onderzoeksrapport van 16 maart 2021, opgesteld door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog, en [psychiater] , psychiater;
  • het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 19 oktober 2021, van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker verbonden aan de Raad, en de daarin genoemde stukken.
Het Pro Justitia rapport houdt – kort en zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een verstandelijke-ontwikkelingsstoornis, die licht van ernst is. Ook voldoet verdachte aan de criteria van een norm overschrijdende gedragsstoornis, die matig van ernst is, met begin in de adolescentie en is sprake van een bedreiging in de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Zowel de verstandelijke ontwikkelingsstoornis als de norm overschrijdende gedragsstoornis waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig.
De mate van doorwerking van de stoornissen op de ten laste gelegde feiten kan echter niet worden gespecificeerd, doordat er zicht ontbreekt op de keuzemomenten van verdachte, de interactie tussen beide verdachten, een niet uit te sluiten eventuele beïnvloeding van de een op de ander en mogelijke andere factoren die hierin een rol zouden kunnen hebben gespeeld.
Het risico op herhaling van antisociaal en instrumenteel verwervingsgedrag wordt als hoog ingeschat. Er is sprake van een delict patroon waarbij, ondanks intensieve ambulante begeleiding en monitoring in het strafrechtelijk kader, de ernst van de delicten toeneemt. Indien verdachte onbehandeld zal terugkeren naar huis, is de verwachting dat hij opnieuw zal zoeken naar gelijkgestemde (criminele) jongeren en weer zal kiezen voor verwervingscriminaliteit en het snelle geld, waarbij niet kan worden uitgesloten dat hij zich dieper in de criminaliteit zal gaan begeven en de delicten ernstiger van aard zullen worden. Er is daarnaast een matig verhoogd risico op gewelddadig gedrag. Verdachte heeft geen voorgeschiedenis van ernstig proactief gewelddadig gedrag. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht is sprake van een plotselinge en zeer ernstige escalatie van proactief gewelddadig gedrag, waarbij onduidelijk blijft hoe verdachte tot dit gedrag is gekomen. In dat geval moet worden geconcludeerd dat sprake is van een zeer onvoorspelbare en zorgelijke ontwikkeling.
Alleen binnen een initieel strakke klinische begeleiding kan er meer zicht verkregen worden op de denkbeelden en drijfveren van verdachte. Op basis van de diagnostiek zal behandeling moeten worden ingezet, waarbij er enerzijds moet worden ingezet op bewustwording van zijn verstandelijke beperking, het in kaart brengen van zijn valkuilen en sterke punten en het vergroten van zijn zelfstandigheid. Tegelijkertijd zal verdachte moeten leren om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag, te mentaliseren en op meer adequate wijze zijn grieven te uiten. Omdat het verdachte ontbroken heeft aan adequate grenzen zal een consequente, orthopedagogische bejegening zijn frustratietolerantie ten goede komen. Tevens zal verdachte triggers voor agressief gedrag beter moeten leren aanvoelen en zal hij meer pro sociale eigenheid moeten aanleren. Dit alles vergt een lange klinische behandeling, omdat intensieve ambulante begeleiding niet heeft bijgedragen aan een verlaging van het risico op delict gedrag. Om die reden wordt een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk geacht, waarbij geadviseerd is verdachte binnen een LVB-afdeling te plaatsen om hem niet te overvragen.
De psychiater heeft ter zitting desgevraagd aangegeven niet te kunnen reageren op het advies van de Raad om een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, omdat zij geen kennis heeft van de recente rapportages van de Raad. Ten tijde van de observatie is onvoldoende zicht verkregen op de hardnekkigheid van het antisociale gedrag en de mogelijkheden tot behandeling daarvan.
Desgevraagd heeft de psychiater aangegeven dat de geconstateerde stoornissen een bepaalde mate van doorwerking moeten hebben gehad op het ten laste gelegde. Feitelijk gezien is sprake van verminderde toerekeningsvatbaarheid, maar in welke mate valt niet te zeggen.
De rechtbank sluit zich aan bij deze conclusie over de toerekenbaarheid en maakt deze tot de hare. Hoewel de onderzoekers niet hebben kunnen beoordelen in welke mate die stoornissen de tenlastegelegde feiten hebben beïnvloed, gaat de rechtbank er, gelet op de aard van de geconstateerde stoornissen, net als de psychiater, van uit dat deze aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten en dat deze de gedragskeuzes of gedragingen van verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten dan ook in ieder geval in enige mate hebben beïnvloed. Daarmee komt de rechtbank tot de conclusie dat het bewezenverklaarde in zijn geheel in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
De Raad heeft in zijn rapport van 19 oktober 2021 geadviseerd tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie en tot een voorwaardelijke PIJ-maatregel, met als bijzondere, dadelijke uitvoerbare, voorwaarden dat verdachte meewerkt en zich inzet voor residentiële behandeling bij [verblijfplaats] en dat verdachte zich houdt aan een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] en slachtoffer [benadeelde partij] , aan een locatieverbod voor [plaats] en [plaats] tot 12 februari 2022 en aan de aanwijzingen van de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam. Verdachte verblijft sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 12 augustus 2021 bij [verblijfplaats] . De Raad vindt met de Pro Justitia-onderzoekers dat verdachte intensieve behandeling nodig heeft om de kans op herhaling te verkleinen en de bedreiging in zijn ontwikkeling weg te nemen. Een residentiële setting buiten de regio met veel toezicht en controle is belangrijk, maar dit zou binnen het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel vormgegeven kunnen worden. Verdachte heeft binnen een dergelijke setting, passend bij zijn cognitieve niveau, nog niet een kans gekregen om te laten zien hoe hij zich daar ontwikkelt. Er is eerder intensieve hulpverlening geweest, maar dit was steeds ambulant. Sinds zijn verblijf bij [verblijfplaats] heeft verdachte zich positief ontwikkeld. Hij houdt zich aan de leefregels en zijn schorsingsvoorwaarden, laat een positieve houding en groei zien en gaat de relatie met het behandelteam aan. De benadering en het aanbod van [verblijfplaats] sluiten nog steeds aan bij wat verdachte nodig heeft voor zijn ontwikkeling en om de kans op recidive te verkleinen. De Raad adviseert dan ook deze behandeling voort te zetten in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De behandeling is noodzakelijk en het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel is een voldoende grote stok achter de deur om verdachte te stimuleren in zijn positieve ontwikkeling. Indien de behandeling stagneert of verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, kan alsnog worden voorzien in behandeling door tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel. Verder vindt de Raad dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie die de duur van de voorlopige hechtenis overschrijdt, niet bijdraagt aan het voorkomen van recidive, omdat dit de behandeling zou doorkruisen. Indien een aanvullende straf nodig is adviseert de Raad een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Ten slotte adviseert de Raad de eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf ten uitvoer te leggen.
De Raad heeft zijn rapport ter zitting nader toegelicht en zijn advies over de op te leggen straf en/of maatregel gehandhaafd. [verblijfplaats] is de enige instelling die verdachte kan bieden wat hij nodig heeft aan behandelcultuur en -aanbod. [verblijfplaats] begrenst verdachte en houdt de jeugdreclassering nauwgezet op de hoogte. Het is de vraag of een JJI verdachte dit zou kunnen bieden in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Vanwege de hoge kans op recidive en de ernst van het feit wordt dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Desgevraagd heeft de Raad aangegeven dat het opbouwen van verlof in kleine stappen vorm gegeven zal moeten worden. Die opbouw zal in eerste instantie niet gericht zijn op terugkeer naar huis, maar op het onderhouden van contact met de familie, het mogelijk maken van systeemtherapie en het opbouwen van contact met de moeder. [verblijfplaats] heeft aangegeven dat er geen einddatum aan het verblijf van verdachte bij [verblijfplaats] zit. Dit zou over kunnen gaan in begeleid wonen. Hoewel gezien wordt dat verdachte soms sociaal wenselijk gedrag laat zien, wordt ook een verandering in zijn denken gezien. Er is sprake van intrinsieke motivatie. Verwacht wordt dat een duur van twee jaar voldoende is indien verdachte blijft meewerken aan behandeling zoals hij dat nu doet.
De jeugdreclassering heeft ter terechtzitting aangegeven dat het bij verdachte aan de benadering en omgeving ligt hoe hij reageert. Bij [verblijfplaats] gaat het beter met verdachte en dit lijkt de juiste plek voor hem te zijn. Hij heeft een begeleider die hem continu begrenst en duidelijkheid geeft, waardoor een andere kant van verdachte te zien is. Verdachte begrijpt dat hij meer van zichzelf moet laten zien om zichzelf te laten helpen en ziet nu in dat hij veel kansen heeft gehad, maar die niet gepakt heeft.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat hij, door zijn houding zowel tijdens zijn verhoren bij de politie als ter terechtzitting, geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn bewezenverklaarde handelen. Verdachte heeft zijn verklaringen bij de verschillende politieverhoren telkens aangepast aan de hem dan voorgehouden onderzoeksresultaten en heeft ook bij de rechter-commissaris weer anders verklaard. Dat verdachte vervolgens ter terechtzitting opnieuw anders heeft verklaard, vindt de rechtbank zorgelijk.
6.4.
Hoofdstraf
In zijn algemeenheid geldt dat bij ernstige strafbare feiten als deze, met name waar het gaat om ernstige geweldsdelicten, een vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Gelet op de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten en het feit dat alle deskundigen het er over eens zijn dat verdachte langdurig klinische behandeling nodig heeft, ziet de rechtbank reden om aan verdachte een jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 282 dagen.
6.5.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt allereerst vast dat de onder 1. en 2. bewezenverklaarde feiten, te weten een poging tot gekwalificeerde doodslag en het medeplegen van diefstal met geweld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, misdrijven zijn waarvoor op grond van artikel 77s, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht de PIJ-maatregel kan worden opgelegd.
Verder is de rechtbank op grond van voormelde rapportage van de psycholoog en de psychiater van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het begaan van die misdrijven een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Met de rapporteurs is de rechtbank van oordeel dat (psychiatrische) behandeling van verdachte noodzakelijk is en dat de huidige behandeling van verdachte voortgezet moet worden.
De rechtbank kan zich, met de Raad, echter niet verenigen met het advies van de psycholoog en de psychiater om verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is een uiterste maatregel en dient slechts te worden opgelegd als alle andere mogelijkheden van behandeling zijn uitgeput. Nu betrokkene eerder alleen ambulante behandeling heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat er nog mogelijkheden zijn tot behandeling in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Sinds zijn verblijf bij [verblijfplaats] is een positieve ontwikkeling te zien bij verdachte. De behandeling en benadering lijken bij verdachte en zijn problematiek aan te sluiten en verdachte lijkt ook intrinsiek gemotiveerd voor behandeling. Daar komt bij dat hij de afgelopen periode heeft laten zien dat hij zich aan de behandeling conformeert en zich ook aan de gemaakte afspraken kan houden. De bevindingen van de psycholoog en de psychiater dat slechts een onvoorwaardelijk kader voldoende zou zijn zodat verdachte zich niet kan onttrekken aan toezicht en controle, lijkt daarmee achterhaald. Bovendien heeft verdachte tijdens die observatieperiode weinig inzicht gegeven in zijn gedachten en beweegredenen, maar wordt daarin nu een voorzichtige omslag bij hem gezien.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel, naast voornoemde jeugddetentie, passend en geboden is. De rechtbank zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren zodat verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. De rechtbank acht het daarbij noodzakelijk dat verdachte zijn residentiële behandeling bij [verblijfplaats] voortzet en zich daarvoor blijft inzetten zolang zijn behandelaars dat nodig achten, geen contact heeft met zijn medeverdachte en het slachtoffer en zich gedurende zes maanden vanaf zijn schorsing niet begeeft in [plaats] en [plaats] . Voorwaarden van die strekking zullen daarom als bijzondere voorwaarden aan de op te leggen maatregel worden verbonden.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt heeft verdachte het slachtoffer met een mes gestoken, waardoor hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en welk letsel hij ternauwernood heeft overleefd
.Dit betekent dat in geval van omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover deze daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
6.6.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een poging tot gekwalificeerde doodslag en het medeplegen van diefstal met geweld met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Gelet op deze misdrijven en de hiervoor beschreven problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.7.
Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes (goednummer 5982310), dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten met behulp van dat voorwerp zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft – na wijzigingen en vermeerderingen – een vordering tot hoofdelijke schadevergoeding van in totaal € 104.014,97 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
  • eigen risico reparatie auto en coderen van nieuw slot met bijbehorende sleutels € 300,-;
  • vervanging beschadigde broek € 99,95;
  • vervanging beschadigde schoenen € 99,95;
  • eigen risico zorgverzekering in 2020 € 885,-;
  • eigen risico zorgverzekering in 2021 € 265,45;
  • verlies aan verdienvermogen door gemiste inkomsten in de periode van 15 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 € 10.981,35;
  • verlies aan verdienvermogen door een jaar arbeidsongeschikt in eigen onderneming (januari 2021 tot en met december 2021) € 43.925,33;
  • verlies aan verdienvermogen door zes maanden opbouwwerkzaamheden in eigen onderneming (januari 2022 tot en met juni 2022) € 15.000,-;
  • huishoudelijke hulp en mantelzorg € 10.392,50;
  • zelfwerkzaamheid € 1.089,20;
  • daggeldvergoeding € 270,-;
  • kosten opvragen medische informatie € 706,24;
De gestelde immateriële schade bestaat uit smartengeld van € 20.000,-.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke, niet-hoofdelijke toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 57.009,62, bestaande uit € 42.009,62 voor de helft van de materiële schade en € 15.000,- voor verdachtes aandeel in de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, en tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op de (gedeeltelijke) betwisting van de vordering, de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Met uitzondering van de posten eigen risico reparatie auto € 300,- en daggeldvergoeding van € 270,-, dient de vordering te worden afgewezen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 66.614,51 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten.
Deze materiële schade bestaat uit:
  • eigen risico reparatie auto en coderen van nieuw slot met bijbehorende sleutels € 300,-;
  • vervanging beschadigde broek € 99,95;
  • vervanging beschadigde schoenen € 99,95;
  • eigen risico zorgverzekering in 2020 € 885,-;
  • eigen risico zorgverzekering in 2021 € 265,45;
  • verlies aan verdienvermogen door gemiste inkomsten in de periode van 15 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 € 9.151,11, zijnde vijf zesden van een kwart van € 43.925,33;
  • verlies aan verdienvermogen door in totaal een jaar arbeidsongeschikt in eigen onderneming (1 januari 2021 tot en met 30 september 2021) € 32.943,99, zijnde drie kwart van € 43.925,33;
  • verlies aan verdienvermogen door zes maanden opbouwwerkzaamheden in eigen onderneming (1 oktober 2021 tot en met 31 maart 2022) € 10.981,33, zijnde de helft van de helft van € 43.925,33;
  • huishoudelijke hulp en mantelzorg € 10.392,50;
  • zelfwerkzaamheid € 1.089,20;
  • daggeldvergoeding € 270,-;
  • kosten opvragen medische informatie € 136,03, zijnde € 46,38 voor de factuur van Huisartsenpraktijk Medisch Kwartier en € 89,65 voor twee facturen van Amsterdam UMC.
De gevorderde schadeposten eigen risico reparatie auto, eigen risico zorgverzekering in 2020, eigen risico zorgverzekering in 2021 en daggeldvergoeding zijn geheel toewijsbaar, nu deze niet worden betwist. Met betrekking tot de schadeposten ‘vervanging kleding en schoenen’ betwist verdachte niet dat de kleding en schoenen onherstelbaar zijn beschadigd als gevolg van zijn strafbare handelen. Onvoldoende is voorts betwist, dat geen sprake is van enig voordeel dat redelijkerwijze bij de vaststelling van de vervangingswaarde van de vernielde kleding en schoenen in rekening moet worden gebracht. De gevorderde bedragen voor vervanging zijn dus toewijsbaar.
De rechtbank gaat bij de berekening van het ‘verlies aan verdienvermogen’ uit van het door een onafhankelijke boekhouder berekende gemiddelde jaarlijkse netto inkomen van € 43.925,33. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het verlies aan verdienvermogen van de benadeelde partij aan de hand van het strafdossier en de met stukken onderbouwde vordering voldoende is komen vast te staan en dat de begroting daarvan aan de hand van deze overzichtelijke en goed onderbouwde rekenmethode geen onevenredige belasting van het strafproces vormt. Daartegenover heeft verdachte de betwisting van de gehanteerde rekenmethode en de daaraan ten grondslag liggende stukken, onvoldoende (concreet) gemotiveerd. Daarbij wordt de verwijzing naar mogelijk toekomstige fiscale veranderingen als irrelevant gepasseerd.
De benadeelde partij heeft ook, tegenover de algemene betwisting door verdachte, voldoende concreet onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat de coronaperiode geen negatieve invloed heeft gehad op het verdienvermogen van personal trainers en dat er uiteindelijk geen gebruik is gemaakt van enige overheidssteunmaatregel in die periode.
Als vaststaand wordt verder aangenomen dat als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen sprake is geweest van volledig verlies aan verdienvermogen in de periode van 15 oktober 2020 tot 1 oktober 2021. Het gevorderde bedrag over de periode van 15 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 wordt wel gematigd tot € 9.151,11, nu in de onderbouwing van het gevorderde hogere bedrag ten onrechte is uitgegaan van een kwart jaarinkomen voor deze periode. Gelet hierop is het verlies aan verdienvermogen in de periode van 15 oktober 2020 tot en met 31 december 2020 toewijsbaar tot een bedrag van € 9.151,11, zijnde vijf zesde van een kwart van € 43.925,33. Voor de periode van 1 januari 2021 tot 1 oktober 2021 wordt het verlies bepaald op een bedrag van € 32.943,99, zijnde drie kwart van € 43.925,33. Gelet op de gedeeltelijk hervatte werkzaamheden door de benadeelde partij en de verwachte opbouw van zijn verdienvermogen van 0 naar 100% binnen een periode van zes maanden, zal de rechtbank het verlies aan verdienvermogen in de periode van 1 oktober 2021 tot 1 april 2022 schattenderwijs bepalen op een bedrag van € 10.981,33, zijnde de helft van de helft van € 43.925,33. Ook deze bedragen van de gevorderde schadevergoeding zijn voldoende onderbouwd en toewijsbaar.
De rechtbank heeft voor wat betreft de post ‘huishoudelijke hulp’ en ‘mantelzorg’ de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp, opgesteld door De Letselschade Raad, als uitgangspunt genomen. Op grond van deze richtlijn acht de rechtbank een bedrag van € 5.842,50 toewijsbaar, nu de benadeelde partij zelf niet meer in staat werd geacht als gevolg van het opgelopen letsel de desbetreffende werkzaamheden in het huishouden te verrichten, die hij zonder dat letsel wel zou hebben verricht. De rechtbank heeft het aandeel van de benadeelde partij in het huishouden op grond van de informatie van de benadeelde partij vastgesteld op 100 procent voor de eerste 13 weken. Daarna wordt uitgegaan van een periode van 50 procent. Daarnaast is voldoende onderbouwd dat benadeelde partij, in aanmerking genomen het opgelopen letsel, gedurende de eerste 13 weken afhankelijk was van mantelzorg in de omvang en voor de kosten zoals gevorderd. De benadeelde partij heeft, tegenover de algemene aanname van verdachte dat de noodzakelijke hulp (ook) met een beroep op de WMO of thuiszorg had kunnen worden vergoed of geregeld, voldoende concreet onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat van geen van beide alternatieven gebruik kon worden gemaakt.
Voor wat betreft de post ‘verlies zelfwerkzaamheid’ heeft de rechtbank De Letselschade Richtlijn Zelfwerkzaamheid, opgesteld door De Letselschade Raad, als uitgangspunt genomen. Op grond daarvan komt het gevorderde bedrag van € 1.089,20 voor vergoeding in aanmerking. Uitgaande van het toepasselijke normbedrag bij een appartement zonder tuin, maal twee, wordt deze schadepost begroot op het gevorderde bedrag. Onbetwist is gebleven dat de benadeelde partij een nieuwe woning had gekocht. Als gevolg daarvan is een verdubbelingsfactor toegepast op het normbedrag.
De rechtbank is verder van oordeel dat de gestelde schade in verband met de kosten van het opvragen van medische informatie tot een bedrag van € 136,03 in aanmerking komt voor toewijzing. Deze kosten zijn onderbouwd middels facturen en met de opgevraagde medische stukken is de gevorderde schadevergoeding (mede) onderbouwd. De gestelde kosten voor de factuur van MediThemis van € 570,21 komen niet in aanmerking voor vergoeding, aangezien
de rechtbank niet over het rapport van MediThemis beschikt en de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd waarom en ter onderbouwing waarvan deze kosten zijn gemaakt.
Ten slotte komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 15.000,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, en gelet op de hoogte van de bedragen die bij soortgelijke ernstige delicten door andere gerechten zijn toegekend.
In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 81.614,51.
Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente
  • over een bedrag van € 13.268,08 (€ 300,- + € 99,95 + € 99,95 + € 885,- + € 265,45 + € 10.392,50 + € 1.089,20 + € 136,03) vanaf 28 oktober 2021, zijnde de dag waarop deze schade ter terechtzitting is gevorderd, nu geen eerdere datum is gesteld waarop deze schadeposten zijn opgetreden of verdachte in verzuim is geraakt;
  • over een bedrag van € 270,- vanaf 24 oktober 2020, nu het verzuim in ieder geval op deze datum is ingetreden;
  • over een bedrag van € 9.151,11 vanaf 1 januari 2021, nu het verzuim in ieder geval op deze datum is ingetreden;
  • over een bedrag van € 32.943,99 vanaf 1 oktober 2021, nu het verzuim in ieder geval op deze datum is ingetreden;
  • over een bedrag van € 10.981,33 vanaf 1 april 2022, nu het verzuim in ieder geval op deze datum is ingetreden en
  • over de immateriële schade van € 15.000,-, met ingang vanaf 15 oktober 2020,
tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank verder bepalen dat verdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geheel en dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Het is niet in het belang van de benadeelde partij om verdachte te veroordelen tot betaling van slechts een deel van de geleden schade, in plaats van hoofdelijk voor het geheel, zoals de benadeelde partij ook heeft gevorderd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1. en 2. bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: eendaadse samenloop van een poging tot gekwalificeerde doodslag en het medeplegen van diefstal met geweld en met zwaar lichamelijk letsel als gevolg) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 25 augustus 2020 in de zaak met parketnummer 15/248362-19 heeft de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van deze rechtbank verdachte ter zake van onder meer medeplegen van diefstal, poging medeplegen van diefstal, verboden wapenbezit en medeplegen van diefstal met geweld, veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van honderdtwintig (120) uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 14 september 2020 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 7 oktober 2020 en was ten tijde van het indienen van de vorderingen van de officier van justitie niet geëindigd.
Bij vordering van 7 december 2020 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank gelast dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd wegens niet-naleving van de bijzondere voorwaarden.
Bij vordering van 5 januari 2021 heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank gelast dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd wegens niet-naleving van de algemene voorwaarde.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vorderingen te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van 5 januari 2021 dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering van 7 december 2020 afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 36f, 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht,
13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
tweehonderd en tweeëntachtig (282) dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt voor de onder 1. en 2. bewezenverklaarde feiten de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigenop,
met bevel dat deze maatregel niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden, en stelt daarbij een
proeftijdvast van
twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • meewerkt aan en zich inzet voor (residentiële) behandeling bij [verblijfplaats] , zolang [verblijfplaats] en de jeugdreclassering dit noodzakelijk achten;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt, zoekt of heeft met het slachtoffer [benadeelde partij] (eventueel met uitzondering van het mediationtraject) en medeverdachte [medeverdachte] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich houdt aan een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich tot 12 februari 2022 niet bevindt in [plaats] en [plaats] , waarbij de politie toeziet op handhaving van dit verbod.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van die wet uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Onttrekt aan het verkeer:
1 stk mes (goednummer [goednummer] ).
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij]geleden schade tot een bedrag van
€ 81.614,51, bestaande uit € 66.614,51 voor de materiële en € 15.000,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente zoals onder 7. vermeld, tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 81.614,51, vermeerderd met de wettelijke rente zoals onder 7. vermeld, tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 0 dagen gijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan al door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie van 5 januari 2021 tot tenuitvoerlegging wegens niet-naleving van de algemene voorwaarde in de zaak met parketnummer 15/248362-19 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke
werkstrafvoor de duur van
honderdtwintig (120) urenopgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 25 augustus 2020.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 7 december 2020 tot tenuitvoerlegging wegens niet-naleving van de bijzondere voorwaarden in de zaak met parketnummer 15/248362-19.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. van der Heijden, voorzitter,
mrs. E.C.M. van Mierlo en B.M.A. Bataille, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. A. Fröberg en A. Hausenblasová
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2021.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de onder 3. en 4. bewezenverklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Gelet daarop zal voor deze feiten worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan de rechtbank tot een bewezenverklaring is gekomen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Een proces-verbaal van bevindingen van 16 oktober 2020 (pagina 10 t/m 12). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] en [verbalisant] dan wel een van hen.
Op vrijdag 16 oktober 2020 omstreeks 13:00 uur spraken wij in het VU ziekenhuis het slachtoffer genaamd: [benadeelde partij] […]
Resumerend verklaarde [benadeelde partij] ons het volgende:
Op marktplaats heb ik een account onder de naam [naam 3] […] Met dit account had ik ongeveer een week geleden de auto op marktplaats gezet. Ik heb twee reacties gehad. Een van ene [naam 1] . Die vroeg of er een track and trace in de auto zat. […] Verder had ik nog een reactie gehad van iemand genaamd [naam 2] . [naam 2] had een bod [benadeelde partij] en vervolgens hebben we een afspraak gemaakt. U kunt deze gesprekken terug lezen in de chat van Marktplaats en whatsapp.
Eerst was de afspraak voor woensdag 14 oktober 2020 gemaakt maar die is daarna verplaatst naar donderdag. […]
Hij vroeg aan mij of ik naar de [weg] wilde komen, dat was in de buurt dus ik ben daar heen gegaan.
Toen ik daar aankwam zag ik daar een jongen staan. Hij gaf een teken dat hij dus [naam 2] was. […]
In de straat stond nog een jongen. Hij bleek later bij [naam 2] te horen en dit bleek zijn neef te zijn genaamd [medeverdachte] . […]
Ik liet de auto vervolgens aan [naam 2] zien en ik vroeg of hij een stukje wilde rijden. Zijn neef ging achter het stuur. Ik zat achter hem, achter de bestuurder, en [naam 2] op de bijrijders stoel zitten. We hebben toen een stukje met de auto gereden. […]
Toen we terug kwamen vroeg ik of ze de laadruimte nog wilden zien. Ik stapte uit en trok aan de hendel voor de achterklep. Deze hendel zit bij de bestuurdersstoel. Ik liep naar de achterklep en voelde in mijn rug een warme scheut. Ik voelde aan mijn rug en voelde dat er een mes in mijn rug zat.
[...]
De jongens reden in de tussentijd weg met mijn auto.
[…]
Ik ben nu geopereerd en door de steekpartij mis ik nu een nier. Mijn alvleesklier is beschadigd. De doctoren hebben mij verteld dat ik 7 eenheden van 300 ml bloed toegediend heb gekregen. Het is dat ik in een goede conditie verkeer. De doctoren schatten in dat ik het anders niet had overleefd. [...]
Een proces-verbaal van aanvullende aangifte van 23 oktober 2020 met bijlagen (pagina 14 t/m 30). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de de op 23 oktober 2020 afgelegde aanvullende verklaring van aangever [benadeelde partij] .
[...]
Ik maak een tekening voor u om de situatie te verduidelijken. Deze mag bij dit proces-verbaal.
Noot verbalisant: Aangever heeft op lijntjespapier een tekening gemaakt waarin de bewegingen van drie personen zijn aangebracht. Deze drie personen zijn aangeduid met NN1, NN2 en AG.
Onder deze tekening heb ik, verbalisant, ter verduidelijking en na overleg met de
aangever, met blauwe pen aangebracht dat met NN1 [naam 2] wordt bedoeld, NN2 met [medeverdachte] [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ] en AG als de aangever. Deze tekening wordt bij de aanvullende aangifte gevoegd. [...]
Een schriftelijke stuk (pagina 183), inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering.
Dit geschrift houdt onder meer in het op 11 november 2020 door traumachirurg [traumachirurg] ingevulde Aanvraagformulier medische informatie met daarin:
I. Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig letsel:
  • steekwond rug / flank links
  • ernstig bloedverlies
  • vaatletsel en ernstig nierletsel
Is er sprake van uitwendig bloedverlies? ernstig (wel shock)
B. Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? ja
Is er vermoeden van inwendig bloedverlies? ja
C. Psychische stoornissen en/of storingen in het bewustzijn. nee
II. Bijzondere mededelingen:
Patiënt was aan het verbloeden, hiervoor was uitgebreide bloedtransfusie en een buikoperatie met het onderbinden van de niervaten en het verwijderen van de linker nier noodzakelijk.
Een schriftelijke stuk, inhoudende een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5°, van het Wetboek van Strafvordering, overgelegd bij het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
[...]
Dit geschrift houdt onder meer in de brief van de huisarts [huisarts] van 29 april 2021 met daarin:
Patiënt is met spoed geopereerd. Hierbij moest helaas zijn linker nier worden verwijderd en bleek zijn alvleesklier beschadigd waarvoor patiënt een drain kreeg.[...]
Een proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2020 (pagina 159 en 160). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[...]
Het slachtoffer heeft verklaard dat hij ook nog een opvallend bericht heeft gehad van ene [naam 1] of er track and trace in zijn auto zat. Marktplaats heeft de volgende gegevens verstrekt over de gebruiker van het account dat door het slachtoffer is beschreven. Daaruit zijn de volgende identificerende gegevens naar voren gekomen:
Gebruikersnaam: [gebruikersnaam]
Email: [email]
IP-adres ( [IP-adres]
IP adres ( [IP-adres]
Telefoonnummer: [telefoonnummer]
Op 10 en 11 oktober 2020 worden er verschillende berichten heen en weer gestuurd tussen [gebruikersnaam] en [benadeelde partij] . Hierbij vraagt [gebruikersnaam] onder meer of er track and trace in de auto zit en stuurt [benadeelde partij] een bericht dat dat niet het geval is.
[...]
1) Het telefoonnummer waarmee het account is geauthentiseerd is hetzelfde nummer dat in de politiesystemen aan [medeverdachte] [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] is gekoppeld en waarmee medeverdachte [verdachte] vlak voor het incident telefonisch contact heeft gehad.
2) Het IP-adres waarmee het account is aangemaakt en waarvandaan de berichten zijn verstuurd is gekoppeld aan [adres] . Dit is ook het GBA adres van [medeverdachte] [de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] .
3) De gebruikersnaam is [gebruikersnaam]
[...]
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2020 (pagina 66) Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[...] Ik heb de gevraagde gegevens ontvangen van Marktplaats en zie daar in het volgende:
De verkoop advertentie van de Mercedes -Benz met de bij behorende foto's en het chatgesprek met [naam 2] die een bod doet op de auto. [naam 2] geeft het telefoonnummer + [telefoonnummer] op en schrijft hierbij: "U kunt mij hierop appen voor een afspraak".
De gebruikersgegevens van [naam 2] zijn als volgt:
Email: [email]
Gebruikersnaam: [naam 2]
IP adres: [IP-adres]
[...]
Proces-verbaal van bevindingen van 3 december 2020 (pagina 2131 en2132). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[...] Ik heb onderzoek gedaan in de telefoon van [verdachte] . Ik heb het telefoonnummer [telefoonnummer] in de telefoon bekeken of deze voor kwam. In de telefoon staat het telefoonnummer * [telefoonnummer] opgeslagen als [verdachte] Eigen Nummer.
[...]
Een proces-verbaal van bevindingen 4 november 2020 (pagina 2014). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] dan wel een van hen.
[...]
Op woensdag 4 november 2020 omstreeks 06:24 uur bevonden wij ons op de [adres] [de rechtbank begrijpt het woonadres van verdachte]. Aldaar vond een zoeking plaats. Aan ons verbalisanten was gevraagd om het IP-adres van de gebruikte router in de woning te achterhalen. Wij zagen dat het IP-adres van de router [IP-adres] bleek te zijn.
[...]
Een proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2020 (pagina 84 t/m 87). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[...] Hierop is de telefoon van de aangever uitgelezen voor onderzoek. In de telefoon van het slachtoffer staat het WhatsApp gesprek tussen het slachtoffer en de koper.
Op zondag 11 oktober 2020 om 21:17 uur wordt het eerste bericht gestuurd. [naam 2] met telefoon nummer + [telefoonnummer] en het slachtoffer [benadeelde partij] .
Zondag 11-10-2020 21:17
[naam 2] : Goeieavond, ik had een vraag zou u de aankomende week woensdag kunnen? Gr [naam 2] .
11-10-2020 21:18
[benadeelde partij] : Hi [naam 2] , ja dat gaat wel lukken!
11-1 0-2020 21:18
: Topp
11-10-2020 21:18
[benadeelde partij] : Komt het in de middag uit? Om 14:00 uur?
11-10-2020 21:19
[naam 2] : Dan meld ik u 1 dag van te voren ongeveer hoe en wat en waar
11-10-2020 21:23
[benadeelde partij] : Okay dat is goed hoor. Ik heb woensdag tussen 13:30 en 15:30 uur tijd en anders vanaf 19:00 uur weer. Dan hoor ik het dinsdag wel van je. Fijne avond!
Maandag 12-10-2020 13:43
[naam 2] : Prima kunt u anders donderdag zou me veel beter uitkomen? (i.v.m.) werk graag reactie terug moet.
12-10-2020 16:20
[benadeelde partij] : Ja hoor zou ook wel passen. Ik kan tussen 16:00 en 17:30 of vanaf 19:00 uur. Voorkeur?
12-10-2020 21:49
[naam 2] : Goeie avond, sorry voor de late reactie. Tussen 16:00 en 17:30 zou geschikt voor mij zijn.
12-10-2020 21:52
[benadeelde partij] : No worries, doen we dat!
12-10-2020 21:53
Topp fijne avond nog
12-10-2020 21:53
: Insgelijks en tot donderdag:-)
Woensdag 14-10-2020 19:11
[naam 2] : Goedenavond, sorry dat ik u nog laat stoor. Mijn vrouw en kinderen willen morgen met de hond in zwanen burg naar de kinderboerderij. Is het een mogelijkheid om daar af te spreken rond 16:00? Het adres is [adres] .
14-10-2020 19:18
[naam 2] : Dan kan mijn vrouw de auto ook zien. En dan kunnen we gelijk tot een besluit komen
14-10-2020 19:38
[benadeelde partij] : Hi [naam 2] , dat moet ik eerst even overleggen thuis of mijn vrouw morgen onze oudste zoon van de creche kan ophalen. Kom ik op straks bij je op terug!
14-10-2020 19:38
: Topp
14-10-2020 19:40
: Het kan ook eerder het maakt voor mij niet zoveel uit als u 15:00 kan is het ook prima
14-10-2020 19:44
[benadeelde partij] : Dat wordt wat lastig in verband met werk, maar ik zal straks even overleggen en dan kom ik erop terug. Uiteraard wel handig als de vrouw de auto ook goedkeurt natuurlijk
14-10-2020 19:53
[naam 2] : Is goed, laat het maar weten!
14-10-2020 20:48
[benadeelde partij] : Okay gaat lukken morgen:-) Ik mik op 16:00 uur en wellicht 15:30 uur als ik snel kan afronden op werk. Zal ik je even bellen als ik in de auto stap richting [plaats] ?
14-10-2020 21:11
[naam 2] : Zou je echt niet eerder kunnen rond 3 uur zou mij beter uitkomen?
14-10-2020 21:15
[benadeelde partij] : Gaat helaas niet lukken, tenzij er cliënten/patiënten uitvallen en ik iets kan schuiven, maar tot dusver is 15:30 uur het best haalbare
14-10-2020 21:16
[naam 2] : Prima doen we dat 15:30 daar tot morgen!
14-10-2020 21:18
[benadeelde partij] : Okay doen we:-) Als ik m'n rooster aan kan passen hoor je het uiteraard, maar laten we uitgaan van 15:30/15:45 uur in [plaats] . Ik bel je dus wel even als ik onderweg ben. Tot morgen!
Op donderdag 15-10-2020 belt [benadeelde partij] om 15:21 uur twee keer naar [naam 2] * [telefoonnummer] , [naam 2] neemt niet op. Om 15:28 uur belt [benadeelde partij] weer twee keer naar [naam 2] * [telefoonnummer] , ook hier neemt [naam 2] niet op.
15-10-2020 15:29
: Goeiedag bent u er al bijna?
15-10-2020 15:30
[benadeelde partij] : Ja onderweg. Probeer je te bellen
15-10-2020 15:30
[naam 2] : Ik probeer op te nemen maar er staat verbinden
15-10-2020 15:30
[benadeelde partij] : Wacht even ik probeer het nog eens
15-10-2020 15:34
belt drie keer naar [naam 2] * [telefoonnummer] . [naam 2] neemt niet op.
15-10-2020 15:35
: Ik ben iniedergeval ook onderweg ik denk een kleine 20 minuten. Ik probeer op te nemen maar ik denk dat er wat fout gaat.
15-10-2020 15:36
[benadeelde partij] : Ahh okay je bent er nog niet
15-10-2020 15:36
[naam 2] : Nee nog niet mijn excuses
15-10-2020 15:37
: [laan] is dus de parkeerplaats. Dan loop ik met mijn kinderen en vrouw naar de kinderboerderij. Kunt u dan daar heen lopen als het niet te veel moeite voor u is? Het is een kleine 30 meter
15-10-2020 15:39
[benadeelde partij] : Okay prima, loop ik nog even de supermarkt, app/bel maar even als jullie in de buurt zijn
15-10-2020 15:39
[naam 2] : Topp, nogmaals mijn excuses
15-10-2020 15:40
[benadeelde partij] : No worries :- )
15-10-2020 16:06
Het volgende screenshot wordt door [naam 2] gestuurd:
Hierop zijn de treingegevens te zien tussen Station [station] en Station [station] . De datum is donderdag 15 oktober 2020. De trein zou oorspronkelijk om 16:01 uur vanaf perron 7 vanaf station [station] vertrekken echter is er vertraging en de tijd is veranderd naar 16:15 uur. Hierdoor is ook de oorspronkelijke aankomst tijd van 16:15 uur veranderd naar 16:28 uur op station [station] op spoor 8. De trein zou een zogenoemde sprinter trein zijn die op elk gelegen tussen station stopt om passagiers in en uit te laten stappen.
15-10-2020 16:07
[benadeelde partij] : Ben je op [station] ?
15-10-2020 16:11
[naam 2] : Er heeft iemand zelfmoord gepleegd ik doe echt mijn best om zo snel mogelijk te komen
15-10-2020 16:13
: Jaa
Probeer nu een taxi te pakken
15-10-2020 16:14
[benadeelde partij] : Okay laat me even weten of dat lukt, ik zit al 45 min te wachten
15-10-2020 16:25
[naam 2] : Hai jaa het lukt mij niet om een taxi te pakken. Mijn kinderen zijn in shock ook. Ik sta nu bij de [weg] . Kunt u daar heen komen als het mogelijk is? Echt mijn excuses
15-10-2020 16:27
[benadeelde partij] : Okay ik dat is sowieso opweg naar huis, ben er met 15 min
15-10-2020 16:27
[naam 2] : Top dank u wel
15-10-2020 16:28
[benadeelde partij] : No worries, wel balen dit, maar buiten jullie macht om ook
15-10-2020 16:39
[naam 2] : Ik sta hier. Mijn vrouw is weg met de kinderen. Ik sta bij een grijze polo
15-10-2020 16:39
stuurt een filmpje met daarop de omgeving waar hij is. Hierop is de straat te zien en de volgende naambordjes: [naambordjes] .
15-10-2020 16:43
[naam 2] stuurt zijn locatie met de volgende coördinatie punten [coördinatie punten] . Dit is de zelfde locatie als het filmpje. [naambordjes] .
Om 16:52 uur belt Klaas [benadeelde partij] naar [naam 2] * [telefoonnummer] . Er is niet opgenomen.
[...]
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 december 2020, met bijlagen (pagina 2121 t/m 2130). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[...]
Ik heb 5 november 2020 telefonisch contact gehad met [vertegenwoordiger van de GI] van de William Schrikker Stichting. Zij verklaarde dat [verdachte] inderdaad met haar een afspraak had staan op 15 oktober 2020, maar niet was komen opdagen en dat hij dat via WhatsApp aan haar had laten weten.
[vertegenwoordiger van de GI] gaf de volgende nummers op als bij haar bekend en in gebruik door [verdachte] :
[telefoonnummer] op 8 september 2020 doorgegeven, was tot 15 oktober 2020 bekend.
vanaf 16 oktober 2020 bekend.
Screenshot 1:
Gesprek is gedateerd 14 oktober 2020 en kwam van het telefoonnummer wat [verdachte] bij [vertegenwoordiger van de GI] had opgegeven als zijnde het nummer door hem in gebruik. Het gebruikte nummer is [telefoonnummer] . Hierin verzocht [verdachte] om de afspraak die hij met [vertegenwoordiger van de GI] op 15 oktober 2020 zou hebben te verplaatsen naar 15 oktober 2020 na 16.15 uur tussen 16.30 uur en 16.45 uur.
[...]
Wo 14 okt – 21:22 uur.
Goeieavond [vertegenwoordiger van de GI] sorry dat ik u zolaat stoor maar heb een schema van gymen voor thuis kunt u morgen wat later na 16:15 rond half 5 kwart voor 5
Proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2020 (pagina 134 en 135). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[...]
[verdachte] heeft een Openbaar Vervoersbewijs op naam en deze geeft op 15 oktober 2020 een viertal reisgegevens:
Op 15-10-2020 om 15:13 uur is er een incheckmoment op de halte met naam [halte]
.
Op dezelfde datum en dag twee regels met een check-out en incheck moment op de [halte] . Check-out moment om 15:17 uur en check in om 15:20 uur.
De laatste regel is van 15-10-2020 om 15:30 een check-out moment op het station [station] .
[...]
Een proces-verbaal van bevindingen Beelden NS station [station] en [station] van 27 oktober 2020 (pagina 145 t/m 153). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] .
[…] Naar aanleiding van het WhatsApp gesprek en de gegevens van Translink zijn de camerabeelden gevorderd bij ProRail van de NS station [station] en NS station [station] . Van NS station [station] zijn de beelden van 15-10-2020 van 15:21 tot en met 16:30 uur gevorderd. Van NS station [station] zijn de beelden van 15-10-2020 van 15:45 tot en met 17:00 uur gevorderd. De tijdstippen op de beelden is de daadwerkelijke tijd. Hieronder zijn de beelden beschreven en de stills bijgevoegd.
[...]
Om 15:32 uur komen [verdachte] en [medeverdachte] de trap van Spoor 3 [van het station [station] ] opgelopen. [verdachte] pakt een telefoon uit zijn zak en kijkt hierop. Vervolgens lopen beide op het perron, spoor 3 A.
Om 15:32 uur. [verdachte] en [medeverdachte] lopen naast elkaar. [medeverdachte] kijkt mee op de telefoon van [verdachte] .
[medeverdachte] pakt ook een telefoon uit zijn broekzak en kijkt hierop. [verdachte] en [medeverdachte] lopen op het perron met allebei een telefoon in hun handen.
Om 15:33 uur kijken beiden op de telefoon die zij vast hebben.
Om 15:33 uur geeft [verdachte] de telefoon die hij in zijn handen had af aan [medeverdachte]
Om 15:33 uur [medeverdachte] kijkt op de telefoon van [verdachte] die hij vast heeft en [medeverdachte] is aan het typen op deze telefoon. Ook praten beide met elkaar.
Dit is te zien aan de handgebaren die beide naar elkaar maken.
Om 15:35 uur geeft [medeverdachte] de telefoon terug aan [verdachte] en [verdachte] kijkt kort op de telefoon. [medeverdachte] krijgt de telefoon weer terug van [verdachte] en [medeverdachte] is om 15:37 uur aan het typen op deze telefoon. Om 15:37 uur geeft [medeverdachte] de telefoon terug aan [verdachte] . [verdachte] houdt de telefoon in zijn hand. [medeverdachte] pakt een telefoon uit zijn zak en typt vermoedelijk iets.
[...]
Om 15:55 uur komt een man aangelopen en raakt in gesprek met [medeverdachte] en [verdachte] . [medeverdachte] heeft een telefoon in zijn rechterhand. Beide lopen op het perron [van het station [station] ] [medeverdachte] kijkt zoekend op de grond. Hieronder 3 stils van [medeverdachte] en [verdachte] op het perron, beiden goed op beeld.
Om 15:56 uur lopen [medeverdachte] en [verdachte] even kort uit beeld. Vervolgens weer in beeld. Om 15:57 uur komt er een NS medewerker naar [verdachte] en [medeverdachte] toe gelopen en verzoekt ze om het perron te verlaten. [medeverdachte] gaat kort in gesprek met de NS medewerker en loopt vervolgens richting de trap.
Om 15:58 uur lopen [verdachte] en [medeverdachte] de trap op richting de stationshal.
[...]
Om 16:12 lopen [medeverdachte] en [verdachte] in de stationshal en lopen in de richting van de uitgang [plein] . [medeverdachte] heeft een telefoon in zijn rechterhand en kijkt hierop. Vervolgens versneld de loop pas van [medeverdachte] en loopt [medeverdachte] via de draaideur naar buiten. Gevolgd door [verdachte] . [...]
Een proces-verbaal van verhoor (pagina 1027 t/m 1043). Dit proces-verbaal houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in de op 5 november 2020 door medeverdachte [medeverdachte] ten overstaan van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] afgelegde verklaring.
[...] Een paar dagen voor het incident had [verdachte] mij een Snapchat-bericht gestuurd of ik geld wilde verdienen. Dat klonk goed en toen heb ik ja gezegd. Hij had het plan om een auto te gaan stelen. En voor een groot bedrag wilde hij hem doorverkopen. En toen dacht ik bij mijzelf waarom ook niet. Hij heeft op Marktplaats gekeken of er wat auto's waren. Dus stuurde hij mij die en ik zei: “dat ziet er mooi uit”. Hij vroeg mij aan die man te vragen of er een GPS-tracker in de auto zat. Dat heb ik toen gedaan. Er zat geen GPS-tracker in zoals die man zei. Toen heb ik het gesprek beëindigd en dit verteld aan [verdachte] .
[...]
A: [verdachte] liep om de auto heen onze kant op Die man stapte uit en was nog aan het praten en kwam naar ons toe en [verdachte] trok het mes uit zijn zij en toen stak hij hem.
Was gewoon een keukenmes.
V: Wist jij dat hij een mes bij zich had?
A: Op het einde. Hij zei ik heb een mes. Ik heb het gewoon uit de keuken gepakt.
V: Op het einde?
A: Bij de [weg] . Lopend. [...]
Ten aanzien van feit 3
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2021 heeft afgelegd;
  • een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 december 2020 (pagina 2133 t/m 2135).
Ten aanzien van feit 4
  • de bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 27 oktober 2021 heeft afgelegd;
  • een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 24 december 2020 (pagina 2146 t/m 2148).