ECLI:NL:RBNHO:2021:10087

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
9070468 \ CV EXPL 21-900
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens schending waarheidsverplichting en ontbinding overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen op grond van een schending van de waarheidsverplichting en het feit dat eiser geen nakoming meer kan vorderen van de overeenkomst tussen partijen, omdat hij deze zelf al heeft ontbonden. De vordering was gericht op betaling van € 10.000,- op basis van een overeenkomst waarbij gedaagde het bedrijf van eiser zou hebben overgenomen. Eiser stelde dat gedaagde niet had gereageerd op een ingebrekestelling, maar de kantonrechter constateerde dat gedaagde wel degelijk had gereageerd en dat eiser in 2020 over een advocaat beschikte. De kantonrechter oordeelde dat eiser in strijd had gehandeld met zijn verplichting om relevante feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat de grondslag voor de vordering ondeugdelijk was, aangezien de overeenkomst al buitengerechtelijk was ontbonden door eiser zelf. Eiser had in een brief van zijn advocaat aangegeven dat er geen aanspraak meer werd gemaakt op nakoming, wat de vordering verder ondermijnde. Eiser probeerde tijdens de zitting zijn eis te wijzigen naar schadevergoeding, maar de kantonrechter wees dit af omdat de wijziging niet schriftelijk was gedaan en te laat kwam. De kantonrechter veroordeelde eiser tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 746,00, en tot betaling van nakosten van € 124,00, met wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9070468 \ CV EXPL 21-900
Uitspraakdatum: 21 oktober 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (vonnis) van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A. Kotan
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. B.A.M. Hampsink

1.De gronden van de beslissing

1.1.
De kantonrechter zal de vordering van [eiser] afwijzen, op de volgende gronden.
1.2.
Deze zaak gaat over een vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 10.000,-. De grondslag daarvoor is dat [eiser] stelt dat tussen partijen een overeenkomst is gesloten waarbij [gedaagde] het bedrijf van [eiser] heeft overgenomen en dat [gedaagde] die overeenkomst moet nakomen.
1.3.
In de dagvaarding staat dat [eiser] een ingebrekestelling aan [gedaagde] heeft gestuurd en dat daar nooit op is gereageerd, dat [eiser] niet eerder een procedure kon beginnen omdat hij in 2020 als gevolg van de lockdown geen advocaat kon vinden, en dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering en alleen maar probeert om de dans te ontspringen.
1.4.
De kantonrechter stelt vast dat deze stellingen in de dagvaarding allemaal onwaar en onjuist zijn. Uit de stukken blijkt dat partijen uitvoerig hebben gecorrespondeerd en dat [gedaagde] wel heeft gereageerd op de ingebrekestelling, onder meer in e-mails van zijn advocaat van 1 juli 2020 en 9 juli 2020. Ook is duidelijk dat [eiser] in 2020 wel een advocaat had, mr. M.S. Aziz, en dat er al in 2020 veel correspondentie was tussen de advocaten van partijen. Uit die correspondentie blijkt ook dat [gedaagde] al in 2020 uitgebreid verweer heeft gevoerd tegen de vordering.
1.5.
[eiser] heeft dus in strijd gehandeld met zijn verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Hij heeft ook zijn verplichting geschonden om de door [gedaagde] aangevoerde verweren te vermelden. Die verplichtingen staan in artikel 21 en artikel 111 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter kan aan de schending van die artikelen gevolgen verbinden die hij geraden acht. In dit geval is de schending door [eiser] van die verplichtingen zo duidelijk en ernstig, dat de kantonrechter de vordering alleen al wegens die schending zal afwijzen.
1.6.
De kantonrechter zal de vordering overigens ook afwijzen, omdat de grondslag voor de vordering niet deugt. De grondslag voor de vordering is de stelling dat [gedaagde] de tussen partijen gesloten overeenkomst moet nakomen. Maar die overeenkomst is met een brief van mr. Aziz van 26 mei 2020, destijds de advocaat van [eiser] , al buitengerechtelijk ontbonden. Uit die brief blijkt ook dat geen aanspraak meer wordt gemaakt op nakoming, omdat daarin wordt gesteld dat een verplichting tot ongedaanmaking van de overeenkomst is ontstaan. Er is dus geen misverstand mogelijk over het feit dat de overeenkomst is ontbonden door [eiser] . Als een overeenkomst is ontbonden, kan daarvan geen nakoming meer worden gevraagd, omdat er na ontbinding geen overeenkomst meer is. De kantonrechter kan de vordering van [eiser] tot nakoming dus niet toewijzen, omdat de overeenkomst door [eiser] zelf ontbonden is.
1.7.
Op de zitting heeft [eiser] , nadat de kantonrechter heeft gewezen op de ondeugdelijke grondslag voor de vordering, aangegeven dat hij zijn eis wil wijzigen en dat hij alsnog schadevergoeding wil vorderen. [gedaagde] heeft daartegen bezwaar gemaakt. De kantonrechter laat de wijziging van de eis buiten beschouwing, op grond van artikel 130 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eiswijziging is namelijk niet schriftelijk gedaan. Maar bovendien is de eiswijziging in strijd met de goede procesorde is. De eiswijziging is veel te laat gedaan en had veel eerder kunnen en moeten worden ingediend. [gedaagde] heeft al in zijn conclusie van antwoord van 24 juni 2021 als verweer naar voren gebracht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst ontbonden was en geen nakoming kon worden gevorderd. [eiser] had dus alle tijd om zijn eiswijziging eerder, schriftelijk en vóór de zitting in te dienen. De eiswijziging komt nu te laat en schaadt ook de mogelijkheden van de wederpartij om daartegen verweer te voeren.
1.8.
Op de zitting heeft de advocaat van [gedaagde] verklaard dat de voorwaardelijke tegenvordering, gelet op het hierboven gegeven oordeel, onbesproken kan blijven.
1.9.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.
1.10.
De kantonrechter ziet geen reden om de door [gedaagde] gevorderde volledige proceskosten toe te wijzen of proceskosten toe te kennen volgens het hoogste liquidatietarief. Voor een veroordeling in de volledige proceskosten is alleen plaats als [eiser] misbruik van recht heeft gemaakt. Daarvan is in deze zaak geen sprake. De omstandigheid dat [eiser] zijn waarheidsverplichting heeft geschonden en een ondeugdelijke grondslag voor zijn vordering heeft aangevoerd, is niet genoeg om misbruik van recht aan te nemen. Bovendien is die omstandigheid al reden geweest om de vordering af te wijzen en de kantonrechter wil [eiser] daarvoor niet twee keer ‘straffen’. De kantonrechter zal [eiser] daarom veroordelen in de proceskosten volgens het voor kantonzaken normale liquidatietarief. De gevorderde wettelijke rente daarover is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis en tot de dag van volledige betaling.
1.11.
[eiser] wordt ook veroordeeld tot betaling van nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door [gedaagde] worden gemaakt, die worden vastgesteld op € 124,00
.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
wijst de vordering af;
2.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 746,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
2.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [gedaagde] worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
2.4.
verklaart de deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter