ECLI:NL:RBNHO:2021:10078

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
9476116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing van concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter in kort geding geoordeeld over de vordering van een werknemer, hierna te noemen [eiser], om het tussen hem en zijn werkgever, Van Mossel Citroën B.V., overeengekomen concurrentiebeding te schorsen. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en wilde bij een concurrent gaan werken, maar het concurrentiebeding verbood dit. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] afgewezen, omdat de belangen van de werkgever bij handhaving van het concurrentiebeding zwaarder wegen dan die van de werknemer bij schorsing. De kantonrechter oordeelde dat Van Mossel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] over vertrouwelijke bedrijfsinformatie beschikt die hij bij zijn nieuwe werkgever zou kunnen gebruiken, wat een concurrentievoordeel zou opleveren. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer onvoldoende had onderbouwd dat zijn belangen zwaarder wegen dan die van de werkgever. De vordering werd afgewezen en de proceskosten werden aan de werknemer opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 9476116 \ VV EXPL 21-89
Uitspraakdatum: 1 november 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. P.C. Seghers
tegen
de besloten vennootschap
Van Mossel Citroën B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
verder te noemen: Van Mossel
gemachtigde: mr. T.P.M.D. Jansen
De zaak in het kort
De werknemer in deze zaak heeft de arbeidsovereenkomst met zijn werkgever opgezegd. De werknemer wil bij een concurrent van de werkgever gaan werken. Het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding verbiedt dat. De werknemer vordert daarom in kort geding schorsing van dat concurrentiebeding. De kantonrechter wijst de vordering af. Naar het oordeel van de kantonrechter wegen de belangen van de werkgever bij handhaving van het concurrentiebeding namelijk zwaarder dan de belangen van de werknemer.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Van Mossel op 15 oktober 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Van Mossel bij brief van 26 oktober 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Van Mossel is een autobedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop van nieuwe en gebruikte auto’s, en met onderhoud, reparatie, service, schadeherstel en lease van auto’s. Van Mossel is officieel dealer van de automerken Citroën en Peugeot.
2.2.
[eiser] , geboren [geboortedatum] , is op 1 maart 2017 in dienst getreden bij Van Mossel. Met ingang van 1 februari 2019 is een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. De standplaats van [eiser] is per 1 oktober 2019 in Zaandam.
2.3.
In een brief van 2 november 2020 heeft Van Mossel bevestigd dat [eiser] met ingang van 1 oktober 2020 werkzaam is als Verkoopadviseur. In die brief, die door [eiser] voor akkoord is ondertekend, is ook een nieuw concurrentie- en relatiebeding overeengekomen, evenals een geheimhoudingsbeding en een boetebeding.
2.4.
Het concurrentiebeding in de brief van 2 november 2020 luidt als volgt:
“Het is werknemer zonder schriftelijke toestemming van werkgever niet toegestaan om direct dan wel indirect, tegen vergoeding dan wel om niet (...) werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die vergelijkbaar is met, aanverwant is aan en/of anderszins concurreert met de onderneming van werkgever, (mede) leiding te geven aan een dergelijke onderneming en/of daarin een aandeel van welk aard dan ook te hebben. Dit beding is daarbij beperkt tot dergelijke ondernemingen voor zover die hun activiteiten uitoefenen binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging van werkgever waar werknemer regulier werkzaam is; (...) Dit beding geldt tijdens het dienstverband en ook gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de dag dat het dienstverband eindigt (om welke reden dan ook).”
2.5.
[eiser] heeft de arbeidsovereenkomst met Van Mossel opgezegd per 31 oktober 2021. In een brief van 20 september 2021 heeft Van Mossel de opzegging bevestigd en [eiser] gewezen op het concurrentiebeding.
2.6.
[eiser] wil met ingang van 1 november 2021 in dienst treden bij een ander autobedrijf, Ursem Barten, dealer van de automerken Mitsubishi en Hyundai, waar hij als autoverkoper wil gaan werken in de vestiging van Ursem Barten in Zwaag.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding buiten werking stelt of beperkt, dan wel schorst. Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Van Mossel geen zwaarwegend bedrijfsbelang heeft bij het concurrentiebeding en dat indiensttreding van [eiser] bij Ursem Barten de positie van Van Mossel niet zal schaden, terwijl [eiser] wel een zwaarwegend belang heeft om bij Ursem Barten te gaan werken. [eiser] wijst erop dat zijn belang om te kunnen gaan werken bij Ursem Barten is gelegen in doorgroeimogelijkheden, een verhoging van zijn salaris, een kortere werkweek en een kortere reistijd. Ook vindt [eiser] de regionale werking van het concurrentiebeding tot 50 kilometer rondom Zaandam onredelijk beperkend, temeer omdat hij na zijn indiensttreding bij Van Mossel een woning heeft gekocht in [plaats] .
3.2.
Van Mossel betwist de vordering. Van Mossel voert aan – samengevat – dat zij in een uiterst concurrerende markt opereert en dat zij onevenredig zou worden benadeeld indien [eiser] met zijn kennis over vertrouwelijke bedrijfsinformatie en specifieke informatie over klanten in dienst zou treden bij concurrent Ursem Barten in Zwaag. Volgens Van Mossel beschikt [eiser] over uitgebreide kennis ten aanzien van de specifieke werkwijze van Van Mossel, de prijsberekeningen, de marges en de relaties, en is het concurrentiebeding noodzakelijk om te voorkomen dat [eiser] die kennis en informatie gebruikt bij Ursem Barten.
4.
De beoordeling
4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier mede gaat om een vordering tot schorsing van een concurrentiebeding.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dus een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter moet de vordering van [eiser] worden afgewezen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.4.
Vast staat dat tussen partijen een concurrentiebeding is overeengekomen. Het concurrentiebeding verbiedt [eiser] gedurende een periode van twaalf maanden na beëindiging van het dienstverband, dus tot en met 31 oktober 2022, werkzaamheden te verrichten voor een onderneming die vergelijkbaar is met, aanverwant aan of anderszins concurreert met de onderneming van Van Mossel, waar het gaat om ondernemingen die hun activiteiten uitoefenen binnen een straal van 50 kilometer vanaf de vestiging van Van Mossel in Zaandam.
4.5.
Voor zover [eiser] stelt dat Ursem Barten geen concurrent is van Van Mossel, zoals bedoeld in het concurrentiebeding, kan de kantonrechter [eiser] daarin niet volgen. Ursem Barten is immers net als Van Mossel een autobedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop van nieuwe en gebruikte auto’s, en met onderhoud, reparatie, service, schadeherstel en lease van auto’s. Er is dus sprake van vergelijkbare ondernemingen. Dat Van Mossel dealer is van Citroën en Peugeot, en Ursem Barten dealer van Mitsubishi en Hyundai, maakt daarbij niet uit. Bovendien heeft [eiser] niet weersproken de stelling van Van Mossel op de zitting dat klanten tegenwoordig niet meer ‘merkentrouw’ zijn en dat ook autobedrijven die dealer zijn van verschillende automerken zeer concurrerend zijn.
4.6.
Ook staat vast dat de vestiging van Ursem Barten in Zwaag binnen de straal van 50 kilometer van het concurrentiebeding valt, omdat Zwaag ongeveer 30 kilometer van de vestiging van Van Mossel in Zaandam ligt.
4.7.
Het is [eiser] uitgaande van het overeengekomen concurrentiebeding dus verboden om tot en met 31 oktober 2022 werkzaam te zijn voor Ursem Barten in Zwaag.
4.8.
De vordering van [eiser] om het concurrentiebeding buiten werking te stellen of te beperken, kan niet worden toegewezen in kort geding. Met die vordering wordt in feite verzocht om de rechtsverhouding tussen partijen definitief vast te stellen. Dat kan niet in een kort geding.
4.9.
[eiser] verzoekt ook om gehele of gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding, waarbij hij stelt dat verwacht mag worden dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk zal worden vernietigd.
4.10.
Op grond van de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), kan de kantonrechter het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van Van Mossel, [eiser] door dat beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653 lid 3 BW).
4.11.
Het belang van een werkgever bij een concurrentiebeding is om de opgebouwde kennis, de bestaande relaties en de concurrentiepositie te beschermen, ook wel aangeduid met de term ‘bedrijfsdebiet’. Dat belang kan niet zijn gelegen in de bedoeling om een werknemer te binden, mede gelet op de vrijheid van arbeidskeuze van artikel 19 lid 3 van de Grondwet. Dat belang kan in een vrije markteconomie ook niet zijn gelegen in het tegengaan van concurrentie in het algemeen.
4.12.
Dit betekent dat een werkgever met name belang heeft bij het concurrentiebeding als de betrokken werknemer door zijn functie en werkzaamheden op de hoogte is van belangrijke commerciële en technische informatie, of van werkprocessen dan wel strategieën van de werkgever, en de werknemer met die kennis zijn nieuwe werkgever een concurrentievoordeel geeft of kan geven dat die nieuwe werkgever anders niet zou hebben gehad.
4.13.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Van Mossel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een bijzonder belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding. Van Mossel heeft uitgebreid gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat [eiser] in zijn functie als verkoopadviseur op de hoogte is van veel vertrouwelijke bedrijfsinformatie, waaronder alle klantgegevens, inkoopprijzen en verkoopprijzen, margeoverzichten van alle type auto’s, calculaties, kortingsschema’s, projecten, omzetten, bedrijfsvoering en de werkwijze en strategie van Van Mossel. Ook is toegelicht dat Van Mossel een zeer specifieke werkwijze heeft wat betreft het verzamelen en inzetten van data, waarop verkopers door Van Mossel gericht worden getraind en geïnformeerd. Van Mossel heeft erop gewezen dat deze werkwijze, de kennis en het specifieke gebruik daarvan, waarmee [eiser] bekend is, in de markt waarin zij opereert cruciaal is, haar positie op die markt bepaalt en doorslaggevend is voor succes in die markt. Van Mossel heeft ook voldoende gemotiveerd dat de kennis die [eiser] bij Van Mossel heeft opgedaan en het inzicht dat hij heeft verkregen, merkonafhankelijk is en ingezet kan worden bij concurrenten.
4.14.
[eiser] heeft deze motivering en toelichting van Van Mossel onvoldoende weersproken. De stelling van [eiser] op de zitting dat Van Mossel slechts algemeen bekende verkooptechnieken en standaard informatie noemt, schiet tekort. Van Mossel heeft immers gemotiveerd uitgelegd dat zij op een speciale manier data verzamelt en inzet, waarmee de verkopers bekend zijn, en dat die verkopers specifieke kennis en inzichten hebben in bedrijfsgegevens, die bij uitstek gericht zijn op en van cruciaal belang zijn voor de markt waarin Van Mossel en Ursem Barten opereren. Ook de stelling van [eiser] op de zitting dat hij geen vaste klantrelaties heeft, kan niet afdoen aan het belang van Van Mossel bij het concurrentiebeding.
4.15.
Voldoende aannemelijk is dus dat Van Mossel een groot belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, omdat [eiser] beschikt over kennis en inzichten die hij ook in zijn werk voor Ursem Barten kan gebruiken, en waarmee hij Ursem Barten een concurrentievoordeel geeft of kan geven.
4.16.
De door [eiser] gestelde belangen wegen daartegenover niet zwaar genoeg. [eiser] heeft tegenover de betwisting daarvan door Van Mossel onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat hij bij Ursem Barten meer doorgroeimogelijkheden heeft dan bij Van Mossel. De door [eiser] gestelde salarisverhoging bij Ursem Barten is niet onderbouwd en hij heeft daarover evenmin stukken overgelegd. Datzelfde geldt voor de gestelde kortere werkweek. Ook indien wordt uitgegaan van de door [eiser] gestelde salarisverhoging van 6% en een vermindering van de werktijd van 42 uur naar 40 uur, is dit niet een zodanig grote of wezenlijke positieverbetering dat dit een voldoende belang oplevert tegenover het belang van Van Mossel.
4.17.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] zijn ‘horizon’ wil verbreden en meer ervaring wil opdoen bij verschillende autobedrijven, maar dat is geen concreet en feitelijk belang dat voldoende gewicht in de schaal kan leggen bij de beoordeling waar het hier om gaat.
4.18.
De bezwaren van [eiser] richten zich ook tegen de straal van 50 kilometer rondom Zaandam die volgens het concurrentiebeding geldt, en [eiser] meent dat het redelijk is om die straal terug te brengen tot 25 kilometer.
4.19.
De kantonrechter constateert dat [eiser] nog relatief kort geleden, op of rond 2 november 2020, de brief heeft ondertekend waarin het concurrentiebeding is vermeld, waarbij de straal van dat beding vanwege de nieuwe functie van [eiser] juist is uitgebreid van voorheen 25 kilometer naar 50 kilometer. [eiser] had zich bewust kunnen en moeten zijn van de uitbreiding van die straal, omdat het onderwerp van de brief van 2 november 2020 alleen het concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding was. Omdat partijen nog onlangs nadrukkelijk een uitbreiding van de straal van het concurrentiebeding zijn overeengekomen, waarmee [eiser] bewust moet hebben ingestemd, ligt het niet voor de hand om die straal nu in kort geding, vooruitlopend op een bodemprocedure, al te beperken naar 25 kilometer.
4.20.
Daarbij komt dat Van Mossel voldoende heeft toegelicht dat zij een duidelijk belang heeft bij een straal van 50 kilometer, omdat sprake is geweest van een grote overname door Van Mossel en haar werkgebied in de regio en in Noord-Holland flink is toegenomen. Dat is ook niet betwist door [eiser] .
4.21.
[eiser] heeft nog opgemerkt dat hij de straal van 50 kilometer onredelijk beperkend vindt, temeer omdat hij na zijn indiensttreding bij Van Mossel een woning heeft gekocht in [plaats] . [eiser] wijst erop dat een straal van 50 kilometer ook betekent dat hij alleen maar zou kunnen werken bij een autobedrijf waar hij met een lange(re) reistijd te maken krijgt, terwijl hij bij Ursem Barten in Zwaag juist een kortere reistijd krijgt. De kantonrechter moet ook hier constateren dat [eiser] op of rond 2 november 2020 de brief heeft ondertekend waarin de straal van 50 kilometer is overeengekomen. [eiser] had zich kunnen en moeten realiseren dat hij rekening moest houden met de beperkingen die de straal van 50 kilometer zou kunnen meebrengen ten aanzien van zijn mogelijkheden om in de regio te kunnen (blijven) werken. Dat omstandigheid dat [eiser] een woning in [plaats] heeft gekocht, moet in het kader van deze zaak dus voor zijn rekening blijven en kan geen voldoende belang opleveren om de straal van het concurrentiebeding te beperken.
4.22.
Verder weegt de kantonrechter mee dat [eiser] zelf heeft opgezegd en dat het concurrentiebeding [eiser] niet verhindert om als autoverkoper – of in een andere functie – bij een ander autobedrijf te gaan werken. Zoals blijkt uit de door [eiser] zelf overgelegde kaart waarin de straal van 50 kilometer van het concurrentiebeding staat getekend, kan hij immers werkzaam zijn in Den Helder en in alle noordelijke, oostelijke en zuidelijke provincies, en in het gebied onder Utrecht en Leiden. Ook kan hij buiten de autobranche werkzaam zijn en staat het hem vrij om na 31 oktober 2022 overal weer als autoverkoper te gaan werken.
4.23.
De kantonrechter ziet dus onvoldoende grond om in dit kort geding aan te nemen dat de belangen van [eiser] onbillijk worden benadeeld door het concurrentiebeding, tegenover het belang van Van Mossel bij handhaving daarvan.
4.24.
De conclusie is daarom dat de kantonrechter de vordering van [eiser] om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen, of bij wijze van schorsing te beperken, zal afwijzen.
4.25.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Van Mossel worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van Van Mossel.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter