In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan op 22 oktober 2021 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie had het beroep gegrond verklaard, maar de vergoeding voor proceskosten was vastgesteld op € 267,00. Betrokkene's gemachtigde, mr. H.J. Oosterhagen, voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte een aanmaning met verhoging van de boete had gestuurd en dat het beroep onterecht niet-ontvankelijk was verklaard. De gemachtigde had meerdere brieven en e-mails gestuurd en telefonisch contact onderhouden met de officier van justitie, en vroeg om extra procespunten voor deze werkzaamheden.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende dat de aanmaning onterecht was en dat de beslissing later was hersteld. Echter, de officier van justitie stelde dat de extra werkzaamheden van de gemachtigde niet voor vergoeding in aanmerking kwamen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kantonrechter oordeelde dat de gemachtigde inderdaad extra werkzaamheden had verricht die niet nodig waren geweest als de officier van justitie correct had gehandeld. De kantonrechter besloot dat er sprake was van bijzondere omstandigheden en kende alsnog extra procespunten toe voor de uitvoerige brieven die de gemachtigde had verzonden.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie inzake de proceskostenvergoeding en stelde de totale proceskostenvergoeding vast op € 908,00. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.