ECLI:NL:RBNHO:2021:10021

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
9339676 WM VERZ 21-627
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake proceskostenvergoeding in Mulderzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan op 22 oktober 2021 in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en daartegen beroep ingesteld. De officier van justitie had het beroep gegrond verklaard, maar de vergoeding voor proceskosten was vastgesteld op € 267,00. Betrokkene's gemachtigde, mr. H.J. Oosterhagen, voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte een aanmaning met verhoging van de boete had gestuurd en dat het beroep onterecht niet-ontvankelijk was verklaard. De gemachtigde had meerdere brieven en e-mails gestuurd en telefonisch contact onderhouden met de officier van justitie, en vroeg om extra procespunten voor deze werkzaamheden.

De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkende dat de aanmaning onterecht was en dat de beslissing later was hersteld. Echter, de officier van justitie stelde dat de extra werkzaamheden van de gemachtigde niet voor vergoeding in aanmerking kwamen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kantonrechter oordeelde dat de gemachtigde inderdaad extra werkzaamheden had verricht die niet nodig waren geweest als de officier van justitie correct had gehandeld. De kantonrechter besloot dat er sprake was van bijzondere omstandigheden en kende alsnog extra procespunten toe voor de uitvoerige brieven die de gemachtigde had verzonden.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie inzake de proceskostenvergoeding en stelde de totale proceskostenvergoeding vast op € 908,00. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, en de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknummer : 9339676 \ WM VERZ 21-627
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 22 oktober 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
naam : [naam]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode en woonplaats]
(hierna te noemen: betrokkene).
Gemachtigde : mr. H.J. Oosterhagen

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Namens betrokkene is daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep gegrond verklaard.
Het beroep is gericht tegen de beslissing van de officier van justitie van
7 juni 2021 om aan betrokkene een vergoeding voor proceskosten toe te kennen tot een bedrag van € 267,00.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 oktober 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

De beoordeling

Gemachtigde heeft -kort en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de officier van justitie aan betrokkene ten onrechte een aanmaning met verhoging van de boete heeft gestuurd en vervolgens het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat de beroepsgronden zouden ontbreken. Gemachtigde heeft in de periode daarna onder meer twee brieven aan de officier van justitie gezonden waarin hij de officier van justitie wees op de onterechte aanmaning en op de onjuiste beslissing. De officier van justitie heeft de boete daarna alsnog vernietigd.
Naast de hierboven genoemde brieven heeft gemachtigde ook e-mails verstuurd en telefonisch contact onderhouden met de officier van justitie en betrokkene. Gemachtigde vindt het daarom onterecht dat de officier van justitie slechts één procespunt aan betrokkene heeft toegekend. Hij vraagt de kantonrechter om in elk geval de twee door hem verzonden brieven als conclusie aan te merken en daarvoor een extra procespunt toe te kennen.
Voorts stelt gemachtigde dat, gezien de zwaarte van de zaak en de door gemachtigde verrichte extra werkzaamheden waaronder een onderzoek ter plaatse, wegingsfactor 1 toegepast kan worden.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie erkent dat er in eerste instantie ten onrechte een aanmaning aan betrokkene is gezonden, en dat een onjuiste beslissing is genomen, welke beslissing later is hersteld. Telefoongesprekken, correspondentie en e-mails komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het besluit) daar niet in voorziet. De officier van justitie heeft daarom terecht 1 procespunt toegekend waarbij de juiste wegingsfactor van 0.5 is gehanteerd.
De kantonrechter stelt vast dat gemachtigde de door hem genoemde werkzaamheden niet had hoeven verrichten als de officier van justitie aan betrokkene niet ten onrechte een aanmaning en vervolgens een onjuiste beslissing had gezonden. Het besluit voorziet, zoals de vertegenwoordiger van de officier van justitie op zich terecht stelt, inderdaad niet in een proceskostenvergoeding voor andere proceshandelingen dan in dat besluit genoemd. De twee door gemachtigde verzonden brieven kunnen niet als conclusie worden aangemerkt in de zin van het besluit.
Uit artikel 2 lid 1a van het besluit volgt onder meer dat het bedrag van de kosten voor de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep wordt vastgesteld ten aanzien van de kosten, bedoeld in
artikel 1, onderdeel a(kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief.
Volgens artikel 2 lid 3 van het besluit kan echter in bijzondere omstandigheden van het eerste lid worden afgeweken.
De kantonrechter is van oordeel dat, gelet op hetgeen gemachtigde heeft aangevoerd en wat vast is komen te staan, in de onderhavige zaak sprake is van bijzondere omstandigheden. Zij zal daarom voor beide in de fase van beroep door gemachtigde verzonden, uitvoerige, brieven alsnog 1 procespunt toekennen.
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie terecht wegingsfactor 0.5 heeft gehanteerd.
Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal voor zover die ziet op de toekenning van de vergoeding van de proceskosten worden vernietigd.
De kantonrechter zal aan betrokkene alsnog, met toepassing van wegingsfactor 0,5, een procespunt toekennen voor in de fase van beroep bij de officier van justitie verzonden brieven zodat aan betrokkene in de fase van beroep alsnog 2 procespunten worden toegekend. Voor het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie en de aanwezigheid van gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling door de kantonrechter komen aan betrokkene ook twee procespunten toe, waarvoor de kantonrechter echter wegingsfactor 0,25 zal toepassen, nu dat beroep slechts ziet op de vergoeding van de proceskosten. Het Besluit proceskosten bestuursrecht is per 1 juli 2021 gewijzigd in die zin dat de waarde van een procespunt voor de fase in beroep bij de kantonrechter is verhoogd naar € 748,00. De waardering per punt voor de proceshandelingen in de fase van het administratief beroep is niet gewijzigd en blijft dus € 534,00.
De kantonrechter komt derhalve tot de slotsom dat de proceskostenvergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 908,00 en bepaalt dat het (eventueel) reeds door de officier van justitie aan betrokkene betaalde bedrag daarop in mindering wordt gebracht.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie voor zover die ziet op de vergoeding van de door betrokkene gemaakte proceskosten;
‒ veroordeelt de officier van justitie in de vergoeding van de door betrokkene gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 908,00 en bepaalt dat het reeds aan betrokkene betaalde bedrag daarop in mindering wordt gebracht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. de Greef, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: