ECLI:NL:RBNHO:2020:9992
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van Cocensus vastgestelde waarde van € 394.000 voor het kalenderjaar 2019. Na bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 377.000, maar eiser was het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 5 oktober 2020 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat de waarde te hoog was en dat de woning niet goed onderhouden was. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de waarde niet te hoog was en dat er voldoende rekening was gehouden met de onderhoudstoestand van de woning.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eiser heeft een taxatierapport overgelegd waarin de waarde van de woning op € 350.000 werd vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat dit rapport niet voldoende inzicht gaf in de waardebepaling. De rechtbank concludeerde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld, mede omdat de vergelijkingsobjecten die door verweerder waren gebruikt, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.