Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
17.500,00
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de stichting BREIN, gevestigd te Amsterdam, op 21 juli 2020 [gedaagde] gedagvaard in het kader van een collectieve actie op grond van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (Wamca). De dagvaarding werd ingediend ter griffie van de rechtbank op 23 juli 2020, waarbij BREIN voldaan heeft aan de vereisten van artikel 1018c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Aangezien [gedaagde] niet verschenen is, werd op 5 augustus 2020 verstek verleend. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden voor drie maanden om andere belangenorganisaties de kans te geven een collectieve vordering in te stellen, maar er heeft zich geen andere organisatie gemeld.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of BREIN ontvankelijk was in haar vordering. De rechtbank oordeelde dat BREIN aan de vereisten voldeed en dat er sprake was van inbreukmakend handelen op de rechten van de bij BREIN aangesloten rechthebbenden. BREIN had geprobeerd een schikking te treffen met [gedaagde], maar deze had niet voldaan aan de verplichtingen uit een eerder ondertekende onthoudingsverklaring. BREIN vorderde een bedrag van € 7.500,- uit hoofde van verbeurde boetes, en de rechtbank oordeelde dat het gevorderde niet onrechtmatig of ongegrond was.
De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot het staken van inbreuken op auteursrechten en heeft een dwangsom opgelegd van € 1.500,- per dag bij niet-naleving, met een maximum van € 75.000,-. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 7.500,- en in de proceskosten, die zijn begroot op € 19.644,96. Het vonnis is uitgesproken door mr. Th.S. Röell op 9 december 2020.