ECLI:NL:RBNHO:2020:9908

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
HAA 20/3569
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en verzuimen in bestuursrechtelijke procedure

Op 30 november 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak HAA 20/3569, waarbij de rechtbank het beroep van eiser(es) kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser(es) had op 14 juni 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 48,-. De griffier heeft eiser(es) bij brief van 28 juli 2020 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser(es) heeft echter niet gereageerd. Een tweede aangetekende brief van 26 augustus 2020, waarin eiser(es) opnieuw werd verzocht het griffierecht te betalen, werd op 29 augustus 2020 bezorgd, maar ook hierop heeft eiser(es) niet gereageerd.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiser(es) in verzuim is geweest om binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen en een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. De rechtbank heeft eiser(es) bij aangetekende brief van 31 juli 2020 gewezen op deze verzuimen, maar ook hierop is geen reactie ontvangen. Gezien het niet tijdig betalen van het griffierecht en het niet indienen van de benodigde stukken, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier N. Joacim. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3569

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2020in de zaak tussen

drs. [X] , eiser(es)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen, verweerder.

Procesverloop

Eiser(es) heeft op 14 juni 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder met kenmerk [#]

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de bij de Awb behorende Regeling verlaagd griffierecht € 48,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 28 juli 2020 eiser(es) in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser(es) heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 26 augustus 2020 eiser(es) nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 29 augustus 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft niet gereageerd.
4. Eiser(es) heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser(es) heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser(es), gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep in te dienen. Eiser(es) heeft ook verzuimd een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft over te leggen. Bij aangetekend verzonden brief van 31 juli 2020 is eiser(es) gewezen op deze verzuimen en is hij/zij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser(es) niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 1 augustus 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft niet gereageerd.
6.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.