ECLI:NL:RBNHO:2020:9906

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
HAA 20/4364
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen WOZ-beschikking

Op 4 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X], eiser(es), en de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, verweerder, met zaaknummer HAA 20/4364. Eiser(es) had op 13 augustus 2020 beroep ingesteld tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar tegen de WOZ-beschikking 2020, die op 30 juni 2020 door verweerder was gedaan. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt, te rekenen vanaf de dag na de bekendmaking van het besluit. Aangezien het besluit op 30 juni 2020 was bekendgemaakt, eindigde de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 11 augustus 2020. Het beroepschrift is echter pas op 13 augustus 2020 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig is ingediend. De rechtbank heeft eiser(es) in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening, maar eiser(es) heeft niet gereageerd.

De rechtbank concludeert dat er geen goede verontschuldiging is voor de te late indiening van het beroepschrift. Daarom verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4364

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser(es)
(gemachtigde: J.H. Maas),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, verweerder.

Procesverloop

Het bezwaar van eiser(es) gericht tegen de WOZ-beschikking 2020 is door verweerder op 30 juni 2020 ongegrond verklaard. Eiser(es) heeft op 13 augustus 2020 tegen deze uitspraak (digitaal) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 30 juni 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 11 augustus 2020.
4. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. Bij aangetekende brief van 16 september 2020 heeft de rechtbank eiser(es) in de gelegenheid gesteld schriftelijk te laten weten waarom hij/zij het beroepschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 17 september 2020 is bezorgd op het kantoor adres van de gemachtigde en dat voor ontvangst is getekend. Eiser(es) heeft niet gereageerd.
6. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiseres een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van
N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.