ECLI:NL:RBNHO:2020:9898

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
15/064523-20 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van afpersing en veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 27 november 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de afpersing, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor diefstal met geweld in vereniging. De feiten vonden plaats op 14 december 2019 in Hoorn, waar de verdachte samen met een mededader het slachtoffer onder bedreiging met een mes en door het aanbrengen van een nekklem heeft beroofd van geld en persoonlijke bezittingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de afpersing. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op het slachtoffer. De verdachte moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en schuldhulpverlening. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 1.771,28, waarvan € 771,28 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/064523-20 (P)
Uitspraakdatum: 27 november 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteland] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. Sanders en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. G. Kaaij, advocaat te Heerhugowaard, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2019 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, geld (€280,-) en/of een portemonnee (met daarin €230,- van voornoemde €280,- en diverse pasjes) en/of een telefoon (inclusief telefoonhoesje met daarin €50,- van voornoemde €280,- en diverse pasjes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (€280,-) en/of
een portemonnee (met daarin €230,- van voornoemde €280,- en diverse pasjes) en/of een telefoon (inclusief telefoonhoesje met daarin €50,- van voornoemde €280,- en diverse pasjes), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, in de richting van/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en die [slachtoffer] in/met een nekklem heeft/hebben vastgepakt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal met (bedreiging met) geweld. Het geweld heeft bestaan uit het toepassen van een nekklem en de bedreiging met geweld uit het houden van een mes in de richting van het slachtoffer. Van afgifte van enig goed door het slachtoffer is geen sprake, zodat verdachte van de cumulatief/alternatief ten laste gelegde afpersing moet worden vrijgesproken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van afgifte van enig goed, zodat verdachte van de cumulatief/alternatief ten laste gelegde afpersing moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van bewezenverklaring van de diefstal met geweld, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van bedreiging met een mes, nu daarvoor onvoldoende bewijs is. Verdachte heeft geen mes gebruikt en heeft ook bij zijn medeverdachte geen mes gezien.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt op grond van de feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de hierna te noemen bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De inhoud van de hierna opgenomen bewijsmiddelen wordt verkort en zakelijk weergegeven.
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De
verklaringdie verdachte
ter terechtzittingvan 13 november 2020 heeft afgelegd, houdt het volgende in:
Op 14 december 2019 heb ik ‘s avonds afgesproken met het slachtoffer op een parkeerplaats in Hoorn. Mijn mededader en ik zijn ingestapt in de auto. Ik heb het slachtoffer in een nekklem genomen en ik heb met mijn mededader de telefoon van het slachtoffer met € 50,- in het telefoonhoesje en een portemonnee met daarin geld en pasjes weggenomen.
Een
proces-verbaal van bevindingen(dossierpagina 46 t/m 49), inhoudende als relaas van bevindingen van verbalisanten:
Op 14 december 2019, omstreeks 22.37 uur, kregen wij de melding te gaan naar Hoorn.
Aldaar zou een man in zijn auto zitten die zojuist beroofd is door negroïde mannen.
Wij kwamen omstreeks 22.42 uur ter plaatse.
-- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
[slachtoffer] vertelde ons samengevat het volgende:
Op het moment dat ik daar stond, werd plotseling het voorportier aan de bijrijderskant open getrokken. Er stapte ook een tweede persoon achterin mijn auto.
Ik voelde dat deze persoon een puntig voorwerp in mijn rechterzij prikte. Ik voelde dat hij deze goed tegen mijn lichaam aanhield, maar niet in mijn lichaam prikte. Ik zag dat dit een keukenmes betrof van 30 centimeter lang met een zwart handvat.
Vervolgens moest ik onder bedreiging van het mes van de bestuurdersstoel af.
De man met het mes kwam rechts van mij op de achterbank zitten. Ik zag dat de man nog steeds een mes bij zich had.
Ze hadden mijn telefoon en in het hoesje van mijn telefoon zaten meerdere pasjes, waaronder een pinpas van de Rabobank. Ook zat mijn rijbewijs, mijn kentekenbewijs, zorgpas en een briefje van € 50,- in dit hoesje.
Ik hoorde de man met het mes zeggen: "Ik ga je steken, ik ga je steken". Ze hebben toen nog wat in mijn auto gerommeld, waaronder in mijn dashboardkastje. Daaruit hebben ze mijn portemonnee weggenomen.
Een
proces-verbaal van aangifte(dossierpagina 42 t/m 45), inhoudende als de op
15 december 2019 door aangever [slachtoffer] ten overstaan van verbalisant afgelegde verklaring:
Op 14 december 2019, omstreeks 22.00 uur, had ik een date te Hoorn. Ik heb mijn auto geparkeerd. Er kwamen gelijk twee donkerkleurige mannelijke personen mijn auto in. Ik werd door persoon 1 met mijn kop naar beneden gedrukt bij zijn stoel. Ik werd door persoon 1 gelijk in een nekklem genomen.
Ik zag dat persoon 2 op de achterbank een mes in mijn zij aan het porren was. Ik kon wat glimmend[s] zien toen ik mijn hoofd naar beneden had gedrukt en ik voelde wat prikken.
Ik hoorde persoon 2 roepen: Waar is je telefoon, waar is je telefoon, telefoon NU, telefoon NU. Toen trok persoon 1 de nekklem nog strakker aan en kreeg ik geen lucht meer. Ik zag dat persoon 2 met zijn hand over de grond ging van mijn auto en dat hij mijn telefoon pakte.
Ik hoorde persoon 1 en persoon 2 zeggen: “We willen geld, we willen geld”.
Ik zei toen: “In mijn telefoon zit vijftig euro”. Tevens zat er in mijn hoesje van mijn telefoon mijn rijbewijs, bankpas, kentekenbewijs, CZ pas, Anwb pas en een pasje van de verzekering.
Persoon 2 gaf aan dat hij vijftig euro niet genoeg vond. Ik moest toen plaats nemen op de achterbank. Persoon 1 ging achter het stuur zitten en persoon 2 ging naast mij zitten.
Ik zag op dat moment dat persoon 2 continu het mes bedreigend naar mij hield. Persoon 2 had het mes in zijn rechterhand vast. Ik kan het mes als volgt omschrijven:
- een soort van keukenmes;
- niet gekarteld;
- ongeveer 30 cm exclusief handvat;
- zwart handvat.
Persoon 2 gaf bij het uitstappen persoon 1 het mes.
Persoon 2 stapte weer naast mij in de auto en de bedreigingen met het mes werden steeds heftiger.
Ik kan mijn portemonnee als volgt omschrijven:
- licht bruin;
- 4 briefjes van 50 euro;
- 3 briefjes van 10 euro;
- losgeld.
3.3.2.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ten aanzien van de diefstal met geweld een bekennende verklaring afgelegd, die in grote lijnen overeenkomt met de verklaring van aangever, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op de bedreiging met een mes. Aangever heeft direct na het incident, toen de politie ter plaatse kwam, gedetailleerd verklaard op welke wijze en op welke momenten het mes is gebruikt, dat het mes op enig moment door de medeverdachte aan verdachte is gegeven en hoe het mes er uitzag. De verklaring komt in de kern overeen met de aangifte, die aangever later heeft gedaan en die niet alleen steun vindt in de verklaring van verdachte, maar op onderdelen ook in overige bevindingen in het dossier, zoals de camerabeelden die bevestigen dat verdachte en zijn medeverdachte met aangever in diens auto naar een pinautomaat zijn gereden. Gelet op het voorgaande, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aangifte ten aanzien van de bedreiging met het mes. Nu uit de aangifte volgt dat zowel verdachte als zijn medeverdachte het mes in handen hebben gehad, acht de rechtbank met de officier van justitie bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met (bedreiging met) geweld, waarbij zowel een nekklem als een mes is gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat – zoals gerekwireerd door de officier van justitie en bepleit door de raadsman – uit de verklaringen van aangever en verdachte volgt dat de in de tenlastelegging genoemde goederen zijn weggenomen en niet zijn afgegeven, zodat in dit geval van afpersing geen sprake is en verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 december 2019 te Hoorn, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, geld (€ 280,-) en een portemonnee (met daarin € 230,- van voornoemde € 280,- en diverse pasjes) en een telefoon (inclusief telefoonhoesje met daarin € 50,- van voornoemde € 280,- en diverse pasjes), toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader, een mes, in de richting van/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden en die [slachtoffer] in/met een nekklem heeft/hebben vastgepakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld/bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden/die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan schuldhulpverlening.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheden dat verdachte al een tijd in voorarrest zit, twee kinderen heeft en dat de moeder van een van deze kinderen de (financiële) steun van verdachte nodig heeft. Daarnaast heeft verdachte direct openheid van zaken gegeven en heeft hij op eigen initiatief een excuusbrief aan het slachtoffer gestuurd. De raadsman heeft verzocht een minimale onvoorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte had financiële problemen en heeft het plan opgevat om iemand te beroven.
Hij heeft zich via een datingapp voorgedaan als een ander en heeft in die hoedanigheid
’s avonds op een parkeerplaats in Hoorn afgesproken met het slachtoffer. Toen het slachtoffer op de afgesproken plek geparkeerd had, heeft verdachte met zijn mededader de deur van de auto van het slachtoffer geopend en heeft verdachte het slachtoffer direct met een nekklem vastgepakt. Verdachte en zijn mededader zijn vervolgens bij het slachtoffer in de auto gaan zitten en hebben onder dreiging van een mes de telefoon van het slachtoffer gestolen.
Daarnaast zijn verdachte en zijn mededader, met het slachtoffer in de auto, naar een pinautomaat gereden en hebben geprobeerd te pinnen met de pinpas van het slachtoffer. Toen hier geen geld te halen was, hebben zij hem verder bedreigd, waarna hij uiteindelijk heeft verteld waar zijn portemonnee met geld lag in de auto. Ook die hebben zij van het slachtoffer gestolen.
Verdachte heeft door zo te handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden en hem schrik aangejaagd en heeft enkel uit eigen gewin gehandeld.
Dat hij zich – naar zijn zeggen – heeft voorgedaan als een minderjarig meisje op Tinder, zodat de man geen aangifte zou doen van de beroving, is uiterst berekenend.
Slachtoffers van berovingen kunnen nog langere tijd gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Uit de door het slachtoffer bij zijn verzoek tot schadevergoeding gegeven toelichting volgt dat daarvan ook in dit geval sprake is.
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit enkel een langdurige gevangenisstraf een passende reactie.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen:
- een
uittreksel uit de justitiële documentatievan 7 oktober 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijke feit is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte
voorlichtingsrapportvan 10 november 2020 van
[reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. In dit rapport wordt geadviseerd verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen.
De op te leggen straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank contact met de reclassering, een ambulante behandeling bij
De Waag en – gelet op het financiële motief – medewerking aan schuldhulpverlening noodzakelijk. Dergelijke verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.271,28 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de materiële schade en heeft de rechtbank verzocht de immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van maximaal € 1.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 771,28,
welk bedrag niet is betwist, rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook gedeeltelijk worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 312 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden;
beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
6 maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal melden bij Reclassering Nederland, Drechterwaard 102 te Alkmaar, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • mee zal werken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
wijst de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 1.771,28, bestaande uit € 771,28 als vergoeding voor de materiële en € 1.000,- als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
Schadevergoedingsmaatregel
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.771,28, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
27 dagen gijzelingen bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.D. Overbeek, voorzitter,
mr. C.A.J. van Yperen en mr. A.E.J. Schouten, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Winter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2020.
mrs. A.E.J. Schouten en. R. Winter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.