In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende twee maanden meermalen schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1976, ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 15 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte twee feiten, waarbij het eerste feit betrekking had op het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terwijl het tweede feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden en heeft een vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, deels toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer is toegewezen tot een bedrag van € 4.617,19, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de benadeelde partij voor het tweede feit niet-ontvankelijk verklaard, aangezien dit feit niet bewezen kon worden.