In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van kindermishandeling. De tenlastelegging betrof de mishandeling van zijn dochter in de periode van 4 tot en met 6 april 2018 te Beverwijk. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het feit, verwijzend naar deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK), die stelden dat het letsel bij de dochter niet kon worden verklaard door een val zoals door de verdachte was geschetst. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de toedracht van het letsel onduidelijk was en dat de zeldzame ziekte van het kind, factor V deficiëntie, een rol kon spelen bij het ontstaan van het letsel.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel er aanwijzingen waren voor mishandeling, de overtuiging ontbrak dat de verdachte daadwerkelijk zijn dochter had mishandeld. De verdachte had consistent verklaard dat het letsel was ontstaan door een ongeluk. Gezien de stellige ontkenning van de verdachte en het gebrek aan overtuigend bewijs, heeft de rechtbank besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen, maar kwam tot de conclusie dat het wettig en overtuigend bewijs ontbrak voor een veroordeling.