Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- naar de rechtbank begrijpt vermoedelijk -zouden hebben gelegen en wordt met betrekking tot een door een getuige genoemd spoor, te weten een op het zebrapad aangetroffen witte schoen, opgemerkt dat dit spoor niet is opgenomen in de sporenbeschrijving omdat de exacte plaats van aantreffen onbekend is gebleven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de VOA bruikbaar is voor het bewijs.
aanmerkelijkeschuld in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Uitgangspunt voor de juridische beoordeling is dat gekeken moet worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Die moeten een
aanmerkelijke matevan verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid meebrengen om een verdachte te kunnen veroordelen voor het misdrijf van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen daarbij niet de bepalende factor is.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
€ 750,-(
zevenhonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis;
1 (een) jaar;
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.